Sinds mijn start als jonge ingenieur in 1990 heb ik de rol van hoofdconstructeur zien veranderen. Destijds was het in algemene zin zo dat de hoofdconstructeur bij het gehele traject, vanaf begin ontwerp tot en met de oplevering, betrokken en eindverantwoordelijk was voor de constructieve veiligheid. De invloed van commercie en concurrentie had, door overlevering van ervaren constructeurs, toen al geresulteerd in het verschuiven van het uitwerken van geprefabriceerd beton en opstellen van detailberekeningen van staalconstructies van de hoofdconstructeur naar de uitvoerende partijen en/of leveranciers.
Vanaf het begin ben ik gewend dat, ten behoeve van het opstellen van UAV-contractstukken voor uitvoerende partijen, tijdelijke constructies benodigd voor de realisatie van het bouwwerk, indelingen van prefab elementen en, indien van belang, faseringsplannen voor de uitvoering van bouwkuipen en/of verbouwingen werden opgesteld door de hoofdconstructeur. Hiermee konden risico’s voortvloeiende uit afwijkende uitvoeringsvoorstellen van de aannemer, voor of na de aanbesteding, getoetst en eventueel gemitigeerd worden. De term ‘tijdelijke ontwerpsituaties’ bestond toen echter nog niet, deze is pas met de komst van de Eurocodes geïntroduceerd. Maar de risico’s werden dus al wel bewaakt.
Het begrip ‘tijdelijke ontwerpsituaties’ is opgenomen in de NEN-EN 1990. In paragraaf 3.2 Ontwerpsituaties zijn regels opgenomen met betrekking tot ontwerpsituaties, waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheden waaronder de constructie haar functie moet vervullen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in diverse ontwerpsituaties, waaronder de tijdelijke ontwerpsituaties, zoals bijvoorbeeld tijdens uitvoering of herstel. Aanvullend is aangegeven dat de gekozen ontwerpsituaties voldoende ernstig en verscheiden moeten zijn om alle omstandigheden te omvatten, die redelijkerwijze kunnen worden voorzien tijdens de uitvoering en het gebruik van de constructie. In het Besluit Bouwwerken Leefomgeving is vastgelegd dat een bouwconstructie gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde ontwerplevensduur niet mag bezwijken onder invloed van de fundamentele belastingcombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990. Het is met de invoering van de Eurocodes in 2012 een wettelijke verplichting geworden om de tijdelijke ontwerpsituaties te beschouwen in het kader van de Omgevingsvergunning.
Vanwege de intrede van geïntegreerde contracten en al eerdergenoemde concurrentie heeft - ten opzichte van mijn perspectief in 1990 - een verdergaande versnippering plaatsgevonden van de werkzaamheden van de hoofdconstructeur. De taken zijn verdeeld over de verschillende bij de projecten betrokken partijen, bestaande uit het constructief adviesbureau, de aannemer en de leveranciers van constructieve elementen.
In het Plan van Aanpak Constructieve Veiligheid (2006), gevolgd door het Compendium Aanpak Constructieve Veiligheid (2009 en 2011) en het Kennisportaal Constructieve Veiligheid (2018), zijn de deelrollen van een constructeur in een project benoemd. Hierin zijn te onderscheiden: de ontwerpend constructeur, de coördinerend constructeur, de deelconstructeur en de toetsend constructeur. De rol van hoofdconstructeur bestaat hierin niet meer, maar wordt als zodanig gebruikt voor een partij die zowel de rol van ontwerpend als coördinerend constructeur invult.
De rol van de coördinerend constructeur is van essentieel belang voor het borgen van de kaders van het constructieve ontwerp. Bij de engineering door de deelconstructeurs én het opstellen van faseringsplannen door de aannemer, en daarmee ook voor de juiste beschouwingen van de tijdelijke ontwerpsituaties. Als de rol van coördinerend constructeur wordt ingevuld door een ander dan de ontwerpend constructeur, is het noodzakelijk dat er voldoende tijd is voor de coördinerend constructeur om inzicht te verkrijgen in het constructieve ontwerp en de uitvoeringsfaseringen van de aannemer. De beschikbare tijd hangt echter af van de wijze van contracteren van de uitvoerende partijen door de opdrachtgever en de aard en omvang van het project.
In mijn dagelijkse praktijk maak ik bij second opinions en peer reviews met enige regelmaat mee dat risico’s bij bouwprojecten gerelateerd aan tijdelijke ontwerpsituaties niet of pas te laat onderkend worden. Dit leidt tot extra kosten voor de opdrachtgever, door het ontstaan van schade, vertragingen en/of aanpassingen aan de hoofddraagconstructie. Voorbeelden hiervan zijn:
Naar mijn mening moet er aan de voorkant van een ontwerptraject over nagedacht worden hoe de constructieve veiligheid van de tijdelijke ontwerpsituaties geborgd kan worden, bij de beoogde contractering van uitvoerende partijen. Hier is een taak weggelegd voor de ontwerpend constructeur, die dit bespreekbaar moet maken bij de opdrachtgever. Zeker in het geval van bouwprojecten met binnenstedelijke bouwkuipen, renovatieprojecten en/of bouwprojecten met een prefab betonnen hoofddraagconstructie.
Reacties