Log in
inloggen bij Cement
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
shop word lid
Home / Alle kennis / Artikelen

Werk aan de winkel met breedplaatvloeren

Veel relevante kennis gedeeld op Seminar Breedplaatvloeren Jacques Linssen - 25 september 2019

De constructieve veiligheid van veel gebouwen met breedplaatvloeren moet opnieuw worden beoordeeld. Zorgvuldigheid is daarbij belangrijk. Te lichtzinnig goedkeuren of juist afkeuren van een constructie kan de constructeur later immers problemen opleveren. Voor een goede beoordeling is de juiste kennis essentieel, zo bleek ook tijdens het goed bezochte Seminar Breedplaatvloeren in Bunnik.

Hoe zorgen we ervoor dat gebouwen met breedplaatvloeren voldoen aan het gewenste veiligheidsniveau? Dat was de centrale vraag tijdens het Seminar Breedplaatvloeren, georganiseerd door VNconstructeurs, Cement en Stufib. Dat het onderwerp veel mensen in de bouw bezighoudt, bleek wel uit het aantal aanmeldingen voor de bijeenkomst. Met ruim 250 bezoekers, was het seminar volledig uitverkocht.

Van vier naar twee categorieën

Het onderwerp breedplaatvloeren werd vanuit diverse invalshoeken belicht. Belangrijk in het dossier zijn de nieuwe rekenregels en het daarbij horende stappenplan dat in mei 2019 verscheen. Rudi Roijakkers van ABT legde de impact van dit nieuwe stappenplan eenvoudig uit: de categorieën blauw en oranje zijn verdwenen. Dus alle gebouwen die volgens het stappenplan uit 2017 in een van die twee categorieën vielen, en waarvoor de beslissing of versterking nodig was toen nog kon worden uitgesteld, zijn nu aan de beurt om opnieuw te worden beoordeeld. De enige mogelijke uitkomst daarbij: groen (voldoet) of rood (voldoet niet).
Roijakkers benadrukte dat constructeurs bij de beoordeling zorgvuldig te werk moeten gaan. Je wilt niet dat je een gebouw goedkeurt, waar later toch problemen blijken te ontstaan. Maar misschien wel even belangrijk: keur niet te snel af. Het afkeuren van een gebouw kan betekenen dat een eigenaar zijn gebouw tijdelijk moet ontruimen vanwege de veiligheid of om een versterking mogelijk te maken. De impact van een dergelijk besluit is zo groot dat je als constructeur erg zeker van je zaak moet zijn.

Onderzoeksplicht

Het stappenplan is in samenwerking met een brede klankbordgroep tot stand gekomen en heeft daarmee een groot draagvlak. Maar het heeft nog geen wettelijke status. Dit bleek ook uit de voordracht van Marcel Balk van het ministerie van BZK. Die status zit er overigens wel aan te komen. Er zal via het Bouwbesluit en de Woningwet een onderzoeksplicht voor gebouweigenaren worden ingesteld. Deze wordt naar verwachting begin 2020 in de Staatcourant gepubliceerd. Dat houdt in dat alle gebouwen uit gevolgklasse CC3 vóór 1 januari 2021 moeten zijn beoordeeld. Dit gaat om utiliteitsgebouwen hoger dan 70 m en gebouwen met minder zelfredzame personen. Woningen hoeven niet te worden beoordeeld.
Dit betekent niet dat er niet naar andere gebouwen hoeft te worden gekeken. De onderzoeksplicht voor gebouwen uit CC1 en CC2 zal later volgen en bovendien bestaat er voor deze gebouwen nog altijd een zorgplicht. Dus als je duidelijke aanwijzingen hebt dat daar problemen te verwachten zijn, is het aan te raden ook daar naar te kijken. Het meeste haast moet er overigens worden gemaakt met gebouwen die volgens het stappenplan uit 2017 in categorie oranje of rood vielen. Ook valt niet uit te sluiten dat in gebouwen die al zijn versterkt, toch nog andere naden in de vloeren worden gevonden die volgens de nieuwe rekenregels niet voldoen.
De reden dat gekozen is om te beginnen met categorie CC3 is volgens Balk dat de gevolgen bij een mogelijk falen bij deze gebouwen het grootst zijn. Bovendien betreft het een relatief klein aantal gebouwen, waardoor er eerst ervaring met deze groep kan worden opgedaan. Balk deed dan ook de oproep om ervaringen zo veel mogelijk te delen.

Experimenteel onderzoek

Simon Wijte van Adviesbureau Hageman en TU Eindhoven ging in op de onderzoeksresultaten die aan de nieuwe rekenregels ten grondslag liggen. Er is literatuuronderzoek uitgevoerd en er zijn diverse series proefstukken beproefd. Daarbij werd bevestigd dat breedplaatvloeren met een groot positief moment haaks op de plaatnaad in sommige gevallen niet de momentweerstand hebben waarvan in het ontwerp is uitgegaan. Er zijn twee bezwijkmechanismen die op kunnen treden: afschuiven van het aansluitvlak en uittrekken van de tralieligger. Voor beide mechanismen zijn rekenregels opgesteld in de vorm van een maximaal aanvaardbare trekkracht in de koppelwapening. De grootst gevonden trekkracht is maatgevend, immers: beide bezwijkmechanismen moeten optreden voordat bezwijken van het kritische detail een feit is.
Uit het onderzoek bleek ook dat het potentiële probleem groter is dan eerder werd aangenomen. Waar bij het onderzoek naar aanleiding van de instorting van de parkeergarage in Eindhoven vooral breedplaatvloeren met zelfverdichtend beton verdacht leken, blijken nu ook breedplaatvloeren met traditioneel beton kritisch te kunnen zijn.
Overigens is er absoluut geen sprake van paniek. Er zijn geen aanwijzingen dat er zich acute risico’s voordoen in bestaande gebouwen. Maar om aan het veiligheidsniveau te voldoen dat we in Nederland met elkaar hebben afgesproken, zullen er in een aantal gevallen toch maatregelen nodig zijn. En dat heeft in feite niets te maken met de instorting van de parkeergarage in Eindhoven. Want als het probleem op een andere manier aan het licht was gekomen, zonder dat de parkeergarage was ingestort, zouden er ook maatregelen nodig zijn, zo benadrukte Wijte.
 

Als het probleem met breedplaatvloeren aan het licht was gekomen zonder dat de parkeergarage in Eindhoven was ingestort, zouden er ook maatregelen nodig zijn

Proefbelasten

Als uit het stappenplan blijkt dat een vloer in de rode categorie zit, zijn er maatregelen nodig. Een van de mogelijke maatregelen is het uitvoeren van een proefbelasting, waarmee de veiligheid van een vloer alsnog kan worden aangetoond. Paul Korthagen van IMd lichtte toe hoe dat kan worden aangepakt en waarmee je rekening moet houden. Belangrijk is daarbij vast te stellen hoeveel vloervelden je gaat belasten. Hoe meer vloervelden, hoe meer zekerheid je hebt over de uitkomst maar uiteraard ook hoe groter de overlast en de kosten. Aan de andere kant: als je slechts een klein deel beproeft, zul je extra veiligheidsfactoren moeten toepassen om de resultaten voor het hele gebouw geldig te laten zijn. De vraag is of je er rekentechnisch dan nog wel uitkomt.
Wanneer het interessant is een proefbelasting uit te voeren, is niet eenvoudig vast te stellen. Ingrijpende herstelmaatregelen kunnen ermee worden voorkomen maar er kleven risico’s aan. Het zal dan ook zorgvuldig en in overleg met diverse partijen moeten worden afgewogen.
Er zijn voor zover bekend nog geen ervaringen met proefbelasting volgens het nieuwe stappenplan, bleek tijdens het seminar. Dat is wel het geval met proefbelastingen volgens het oude stappenplan, maar daar lag de nadruk op het tijdelijk toestaan van het gebruik in afwachting van definitievere regels. Nu gaat het om het definitief vaststellen of een vloer de vereiste veiligheid heeft. Daarom gaan proefbelastingen volgens het nieuwe stappenplan veel verder.

Versterkingsmethoden

Een andere oplossing voor vloeren in de rode categorie is het versterken van de kritische naad. Tijdens het seminar werden in totaal zeven mogelijke versterkingsmethoden toegelicht, variërend van strippen of wapening onder de vloer tot ankers in de vloer. Diverse adviseurs, die ervaring hebben met de betreffende versterkingsmethoden, lichtten het constructieve principe en de voor- en de nadelen van verschillende versterkingsmethoden toe: Johan Galjaard (ABT), Jan Font Freide (RHDHV), Arno Melsen (Van Rossum), Dirk-Jan Kortman (IMd), Dick Hordijk (Hageman) en Mark Verbaten (ABT). De versterkingsmethoden toegelicht door de laatste twee genoemde sprekers, respectievelijk korte ankers en lijmwapening, zijn uitgebreid beproefd in het laboratorium. De resultaten daarvan werden tijdens het seminar besproken.
Vier van de versterkingsmethodes – het RAB-anker, de lijmwapening, het bolanker en het korte anker – worden binnenkort uitgeprobeerd in een proeftuin in Lelystand, een initiatief van Rijksvastgoedbedrijf. Zij hebben daartoe een leegstaand pand ter beschikking gesteld. Annemarie Hoogervorst lichtte het doel van deze proeftuin toe: een technische onderbouwing van herstelmethoden en inzicht in uitvoeringsaspecten en hinder tijdens de uitvoering.
Roijakkers vroeg speciale aandacht voor brandaspecten bij het versterken. Extra brandwerende maatregelen kunnen nodig zijn, maar alleen als de vloer in de onversterkte situatie niet voldeed aan het brandniveau uit NEN8700.
 

Brandwerende maatregelen zijn alleen nodig als de vloer in de onversterkte situatie niet voldoet aan het brand-niveau uit NEN8700

Juridische aspecten

In het laatste blok van het seminar was er aandacht voor juridische aspecten, in een lezing van André Ubink (Ubink Rijs Advocaten). Over de wettelijke status van de rekenregels en het stappenplan was Ubink duidelijk: die is er niet. Maar een rechter zal er wel betekenis aan toekennen, want het is state-of-the-art kennis. Dat geldt althans vanaf het moment dat de informatie beschikbaar is gekomen. Partijen kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor een verkeerd advies of onjuiste uitvoering als ze op dat moment redelijkerwijs nog niet over het juiste inzicht konden beschikken. Het is overigens niet de bedoeling dat rekenregels nu nog worden gewijzigd, zo wordt in het onderzoeksrapport achter de nieuwe rekenregels benadrukt.
Ubink lichtte toe wat de verwachtingen zijn ten aanzien van aansprakelijkheid. Hij ging daarbij niet in op specifieke gevallen, maar ook in algemene zin zijn er nog geen heel concrete uitspraken te doen over wie er uiteindelijk voor de schade moet opdraaien. Want dat is simpelweg de vraag die veel mensen boven het hoofd hangt: wie gaat het betalen. Het antwoord is onder meer afhankelijk van de contractvorm. Er zijn recent wel twee rechtelijke uitspraken gedaan die enige richting geven.
Wat aansprakelijkheid betreft, zal in eerste instantie worden gewezen naar de (deel)constructeur. Daarbij is het criterium of hij zich heeft gedragen als ‘goed en zorgvuldig handelend opdrachtnemer’. De rechter zal kijken of de (deel)constructeur iets over het hoofd heeft gezien wat hij redelijkerwijs wel had moeten weten. Ubink verwacht overigens dat de gevolgen voor constructeurs te overzien zullen zijn. Van de constructeurs wordt in de rechtspraak vaak beoordeeld of zij hebben gehandeld naar de op dat moment aanwezige kennis. En er was tijdens het ontwerp van de betreffende gebouwen geen kennis aanwezig over het genoemde kritische detail. Daarmee hebben de constructeurs gehandeld naar ‘best practice’. Sowieso is de aansprakelijkheid vaak gelimiteerd tot de hoogte van het honorarium of hooguit enkele keren het honorarium. Verder geldt een vervaltermijn van vijf jaar na einde opdracht. En mocht er dan toch sprake zijn van aansprakelijkheid, dan zal dit hoogstwaarschijnlijk een verzekeringskwestie zijn.
Voor de aansprakelijkheid van de aannemer of de gebouweigenaar ligt het allemaal iets anders. Zo hebben aannemers een resultaatverplichting. Zij moeten een goed en deugdelijk gebouw opleveren. En er geldt geen grens aan de hoogte van de aansprakelijkheid. Het kan dus zijn dat de rekening op het bordje van de aannemer terechtkomt, ook al valt hem niet direct iets te verwijten.
De gebouweigenaar tot slot is de probleemeigenaar. Als de aansprakelijkheid niet kan worden afgewend zal hij uiteindelijk de rekening gepresenteerd krijgen.
 

De juridische gevolgen voor de constructeur zijn naar verwachting te overzien

Nieuwbouw

Het seminar werd afgesloten door een lezing van Gerrie Dieteren over nieuwbouw. Want alles wat daarvoor aan de orde was gekomen, betrof bestaande bouw. Voor nieuwbouw zijn nieuwe rekenregels in de maak. Die zijn echter nog niet gereed. Er ligt een advies en dat wordt beoordeeld door TGB Betonconstructies en de betreffende Werkgroep Onderhoud.
Wel gaf Dieteren een inkijkje in hoe de momentweerstand volgens de nieuwe regels zou moeten worden gewaarborgd. Daarbij is duidelijk dat goede verbindingswapening nodig is in de aansluiting tussen breedplaat en druklaag. Dit kan in de vorm van uit de breedplaat uitstekende wapening. De toepassing van tralieliggers als verbindingswapening is echter nog niet geheel uitgesloten. Voorwaarden hiervoor zijn echter nog niet te geven. Hiervoor zijn nadere testen nodig.
De nieuwe regels zullen in eerste instantie als een nieuwe VARCE-vraag of een revisie op VARCE-rubriek 12 worden gepubliceerd in Cement.
 

De toepassing van tralieliggers als verbindingswapening in nieuwbouw is nog niet geheel uitgesloten

"Voor de samenleving"

Het was al met al een zeer geslaagd seminar over een onderwerp dat erg leeft in de beroepsgroep. De reactie van de deelnemers waren overwegend zeer positief.
Er is de laatste tijd al veel duidelijk geworden over de problematiek. Maar dat er nog zaken moeten worden uitgezocht is evident. Dat bleek ook wel uit de vele vragen die werden gesteld. Belangrijke boodschap van de dag was dat voor sommige antwoorden aanvullend onderzoek nodig is en dat kennisdeling essentieel is. “Dat zijn we de samenleving verschuldigd”, sloot dagvoorzitter Theo Salet het seminar af.

Reacties

x Met het invullen van dit formulier geef je Cement en relaties toestemming om je informatie toe te sturen over zijn producten, dienstverlening en gerelateerde zaken. Akkoord
Renda ©2024. All rights reserved.