Beton wordt mooi door de vorm die we er aan gegeven. De vorm is daarbij sterk afhankelijk van de eigenschappen van het materiaal en de technieken die we beschikbaar hebben om het ook daadwerkelijk te maken. Het bijzondere is dat we leven in een tijd waarin zich zowel het materiaal als de maakwijze sterk ontwikkelen. Een voorbeeld van een materiaalontwikkeling is warmbeton. Een uiterst lichte betonsoort die, door de goede isolerende eigenschappen, kan worden toegepast in monoliete wanden. De afmetingen van de wanden en het ontbreken van een spouw, leggen samen de basis voor een geheel nieuwe en strakke vormtaal in het materiaal beton.
Ook de maakwijze verandert. Na de opkomst van de 'fablabs' in vele steden, maken we nu ook kennis met 'makerspaces'. Publieke werkplaatsen waar iedereen die dit wil, zich kan uitleven op geavanceerde en grootschalige industriële machines die voorheen buiten het bereik bleven voor het publiek en zelfs voor de meeste gangbare bedrijven. Deze democratisering van het maken brengt het gebruik van robotarmen, spuitgietmachines, freesbanken en 3D-printers (ook van beton) een forse stap dichterbij. Ontwerpen worden direct van de laptop werkelijkheid, met een druk op de knop, dankzij de opkomst van de deeleconomie. Het is bijna vanzelfsprekend te veronderstellen dat deze technieken weer de aanleiding zullen vormen tot een nieuwe ontwikkeling van materialen.
Er ligt echter, zoals altijd, wel ergens een praktisch bezwaar of een wet in de weg. Hier zou dit de sterk toegenomen complexiteit kunnen zijn. De toegenomen vrijheid aan vormen, materialen en maakwijzen leidt immers tot schier oneindig veel mogelijkheden. Goede en bovenal ook veilige oplossingen komen, als we niet oppassen, alleen tot stand door trial and error. Dit is tijdrovend, kost veel geld en kan de eerder genoemde ontwikkelingen remmen. De sleutel ligt in een nauwe samenwerking tussen kennisinstituten en bedrijfsleven. Ik droom in dit perspectief van numeriek beton dat op basis van EEM-modellen de ontwikkeling van de nieuwe betonsoorten kan ondersteunen en de kans op succes kan vergroten. Ik droom ook van structural optimization algoritmen (ESO) waarmee doelgericht vorm, materiaaleigenschappen en maakwijze met elkaar in verband worden gebracht in combinatie met parametrische ontwerpmodellen.
In de Volkskrant is veel aandacht besteed aan de wijze waarop onderzoeksgeld in ons land nu en in de toekomst wordt verdeeld. De conclusie luidt dat het grootste deel daarvan naar een beperkt aantal onderzoekers gaat en dat dit ook in lijn is met een beleid dat al jaren geleden is ingezet en waaraan wordt vastgehouden. Met veel geld wordt relatief eenvoudig weer nieuw geld gemaakt, maar het balletje moet wel eerst gaan rollen. Voor veel onderzoekers is het hard werken om aan dat eerste beetje geld te komen, dat geldt zeker ook voor onze branche die daarmee veel middelen misloopt. Dat tij zal niet vanzelf keren. Het begint met het delen van dromen, om deze vervolgens vanuit een gedeeld enthousiasme samen om te zetten in daden. De recente ervaring met warmbeton en ESO leert dat er dan veel mogelijk is en dat het balletje zomaar eens kan gaan rollen. Om met Loesje te spreken : Gaat u mee verdwalen, ik weet de weg!
Hoofd Gebouwen Witteveen+Bos & hoogleraar fac. Bouwkunde TU/e
Lees ook eerdere blogs van Theo Salet.
Reacties