Om de constructieve veiligheid in de bouw te verbeteren, is er in het verbeterprogramma 'Veiligheid in de Bouw' onder meer gekeken naar de rol van de constructeur. Een werkgroep Constructieve Veiligheid is in 2021 gestart met de opvolging van eerdere acties. Een daarvan is de implementatie van de versterkte rol van de coördinerend constructeur.
Naast het ontwerpen en berekenen
is het borgen van constructieve
veiligheid de kern van het vak van
de constructeur.
Diverse incidenten
van de afgelopen jaren hebben laten zien
dat het bereiken van constructieve veilig-
heid in het gefragmenteerde bouwproces in
Nederland niet vanzelfsprekend is en soms
zelfs faalt. De Onderzoeksraad voor Veilig-
heid (OVV) trok stevige conclusies in 2018,
naar aanleiding van de instorting van de
parkeergarage in Eindhoven [1]. De bouw
heeft nog onvoldoende lessen geleerd en te
weinig verbetering laten zien om deze inci-
denten te voorkomen. In de aanbevelingen
van de OVV werd met name aangedrongen
op een meer heldere verdeling van verant-
woordelijkheden, het inrichten van professi-
onele tegenspraak en het vergroten van het
lerend vermogen. Het ging hen niet alleen
om de parkeergarage Eindhoven, maar het
was een optelsom van verschillende inci- denten zoals Theater Schouwburg Het Park
in Hoorn, het parkeerdek van het Van der
Valkhotel in Tiel, de balkons van het woon-
gebouw Patio Sevilla in Maastricht, de gale-
rij van de studentenwoningen in Lent, het
stadion van AZ in Alkmaar, de parkeergarage
Bos & Lommerplein in Amsterdam en meer
recent (2021) Stadion De Goffert in Nijmegen.
Zoals in het eerste artikel van deze
serie 'Werken aan constructieve veiligheid'
[2] is aangegeven, hebben de vijf partijen
die door de OVV zijn aangeschreven (VNcon-
structeurs, Koninklijke NLingenieurs, Konin-
klijke Bouwend Nederland, Governance
Code Veiligheid in de Bouw, en het Opdracht-
geversforum in de Bouw) naar aanleiding
van de oproep de handen ineen geslagen.
Samen zijn ze het verbeterprogramma
'Veiligheid in de Bouw' gestart. Om het pro-
gramma te implementeren hebben deze
vijf partijen gezamenlijk een stuurgroep,
kerncoalitie en werkgroepen ingericht,
Implementatie coördinerend constructeur
Om de constructieve veiligheid in de bouw te verbeteren, is er in het verbeterprogramma
'Veiligheid in de Bouw' onder meer gekeken naar de rol van de constructeur. Een werkgroep
Constructieve Veiligheid is in 2021 gestart met de opvolging van eerdere acties. Een daarvan is de implementatie van de versterkte rol van de coördinerend constructeur.
Borgen van constructieve veiligheid (2)
CEMENT 2 2022 ?57
IR. RUDI
ROIJAKKERS
Senior Adviseur / Bestuurslid
VNconstructeurs /
Voorzitter werkgroep
Constructieve Veiligheid ABT
IR. SANDER DEN BLANKEN
Directeur / Voorzitter
kerncoalitie programma 'Veiligheid in de Bouw' BAM Infraconsult auteurs
waaronder de eerdergenoemde werkgroep
Constructieve Veiligheid. In het programma
is onder andere gekeken naar de rol van de
constructeur bij de verbetering van de con-
structieve veiligheid in alle fasen van de
bouw.
Een deel van het gedachtegoed van het
verbeterprogramma heeft inmiddels zijn
weg gevonden naar de BRL 5022: 'Enginee-
ring van bouwwerken in de woning- en utili-
teitsbouw door de coördinerend construc-
teur' [3].
Voorstellen borgen van de con-
structieve veiligheid
De belangrijkste door de stuurgroep van het
verbeterprogramma 'Veiligheid in de Bouw'
vastgestelde voorstellen ten aanzien van het
borgen van de constructieve veiligheid zijn:
Eén eindverantwoordelijke op constructie-
ve veiligheid in elke fase van het ontwerp
Resultaatverantwoordelijkheid voor de
coördinerend constructeur
Eisen aan kennis en competenties van
constructeurs
Deze voorstellen worden in dit artikel nader
toegelicht, soms aangevuld met relevante
passages uit de BRL 5022 [3].
Eén eindverantwoordelijke op constructie-
ve veiligheid in elke fase van het ontwerp
De OVV constateert in zijn onderzoek naar
constructieve veiligheid [1] onder andere
dat de versnippering in de bouwketen een
organisatorische complexiteit met zich
meebrengt, die de kans op veiligheidsgebre-
ken vergroot. Dit is jaren door de bouwsec-
tor als een gegeven beschouwd. De OVV
beargumenteert dat opdrachtgevers en op-
drachtnemers zich moeten realiseren dat
bij elk project opnieuw een keuze moet wor-
den gemaakt in de mate van complexiteit
van het proces. Een opdrachtgever kan bij-
voorbeeld voorwaarden stellen aan de mate
van onderaanneming en uitbesteding. Een
opdrachtnemer op zijn beurt kan ook zelf
besluiten dat het vanwege de complexiteit
van een project beter is de constructieve
taken niet in onderaanneming op te splitsen. Veiligheid is gebaat bij duidelijke taak-
en rolverdelingen en daarmee ook bij zo
min mogelijk versnippering van taken en werkzaamheden en dus het beperken van
overdrachtsmomenten.
Ten aanzien van de rol van de con-
structeur zien we deze versnippering ook.
In figuur 1 is een schema getekend dat de rol
van de constructeur toont in veel projecten
van de afgelopen jaren. Over deze rol is het
volgende te zeggen:
De ontwerpend constructeur, vaak aange-
steld door de opdrachtgever, stelt het con-
structief ontwerp op. Maar vanaf een be-
paald moment deelt hij deze taak met de
coördinerend constructeur, vaak aangesteld
door het bouwbedrijf.
Het bouwbedrijf stelt een aantal deelcon-
structeurs aan, ieder verantwoordelijk voor
deelaspecten zoals staalberekeningen of be-
rekeningen van betonnen producten.
De coördinerend constructeur heeft geen
ontwerpverantwoordelijkheid. De ontwer-
pend constructeur kan zijn ontwerp niet tot
in uitvoering borgen.
In de overlap tussen beide rollen zijn er
leemtes en dubbelingen. Dit is een potentiële
bron van onveiligheid.
Dit is de reden van het voorstel ervoor te
zorgen dat er in elke fase slechts één con -
structeur eindverantwoordelijk is voor de
constructie
ve veiligheid van het gehele
bouwwerk. Er wordt gestreefd naar zo min
mog
elijk wisselingen van deze verantwoorde -
lijkheid gedurende het proces. In de ontwerp -
fasen spreken we dan van de 'ontwerpend
constructeur'
, in de engineeringsfasen van de
'coördinerend constructeur (nieuwe stijl)'. Zie
de schematische weergave in figuur 2.
De overdracht van ontwerpend naar
coördinerend constructeur is niet eenduidig
geregeld. Deze ligt vaak aan het einde van
het DO of het TO. Hoe later in het traject de
overdracht plaatsvindt, hoe meer werk er al
is verricht en hoe meer er moet worden
overgedragen. Dit maakt de overdracht
kostbaarder en geeft meer risico op verlies
van informatie. In het kader van veiligheid
heeft een eerdere overdracht de voorkeur. De coördinerend constructeur is in
ieder geval actief in de fase van het UO (uit-
voeringsgereed ontwerp). Belangrijk is dat
hierbij een goede overdracht plaatsvindt van
het ontwerp. De BRL 5022 schrijft voor aan
58? CEMENT 2 20 22
1 Dubbelzinnige rollen van constructeurs
2 Ondubbelzinnige rollen van constructeurs
3 De rol van hoofdconstructeur
welke eisen het overdrachtsdossier zou
moeten voldoen.De coördinerend constructeur neemt
niet de ontwerpverantwoordelijkheid over,
maar moet zelf wel volledig op de hoogte zijn
van het ontwerp om de uitwerking over te
kunnen nemen. De coördinerend construc-
teur zal moeten toetsen of het ontwerp van
voldoende niveau is voor verdere uitwer-
king, zeker aangezien hij de eindverant-
woordelijkheid voor de constructieve veilig -
heid bij de verdere uitwerking van het
ontwerp zal dragen. Dit stelt eisen aan de
overdracht en aan het aangeleverde ont-
werp. Figuur 2 toont de hoeveelheid werk
die het kost (uitgedrukt in ?) om het ont-
werp goed over te dragen. Het spreekt voor
zich dat hoe later in het traject deze over-
dracht plaatsvindt, hoe méér er moet wor-
den overgedragen en hoe méér dit in tijd en
geld kost.
Men kan zich afvragen of, met name bij
complexe projecten, het in het kader van
veiligheid niet verstandiger is om de ontwer-
pend constructeur ook als coördinerend
constructeur aan te houden, anders gezegd:
om uit te gaan van een hoofdconstructeur
(fig. 3). Dit voorkomt de eerder benoemde
complexe en dure overdracht van het ont-
werp. Anderzijds is het bij de keuze voor een
hoofdconstructeur noodzakelijk om expli- ciet aandacht te besteden aan de (onafhan-
kelijke) interne toetsing (vier-ogenprincipe).
Beide modellen komen in de markt
veelvuldig voor, en kunnen in principe goed
functioneren. De keuze voor de aanstelling
van een hoofdconstructeur of voor de com-
binatie ontwerpend en coördinerend con-
structeur is vrijgelaten, omdat beide varian-
ten voor- en nadelen hebben die in ieder
individueel geval door de initiatiefnemer
moeten worden gewogen. Deze voor- en
nadelen zijn:
Als de rol van ontwerpend en coördine-
rend constructeur door twee verschillende
partijen wordt opgenomen, moet een over-
dracht plaatsvinden. Dit kost tijd en geld, en
in deze stap kan er informatie verloren gaan
wat leidt tot een aanvullend risico.
Als de rol van ontwerpend en coördine-
rend constructeur door twee verschillende
partijen wordt opgenomen, sluit dit vaak
goed aan bij de overdracht van verantwoor-
delijkheden (en opdracht) van een initiatief-
nemer naar een bouwbedrijf. Bij een goede
controle van het ontwerp door de coördine-
rend constructeur is hiermee een onafhan-
kelijke toetsing geregeld.
Als gekozen wordt voor een hoofdcon-
structeur, maar er vindt wel een transitie
van verantwoordelijkheden plaats van de
initiatiefnemer naar het bouwbedrijf, dan
kan de hoofdconstructeur van opdracht-
De inzet van de
coördinerend
constructeur in
de toetsing van
het werk van
deelconstructeurs
moet veranderen
van een inspan -
ningsverplich -
ting naar een
resultaatver-
plichting
ARTIKELENSERIE 'BORGEN
CONSTRUCTIEVE VEILIGHEID'
Dit artikel is het tweede in de artike-
lenserie 'Borgen constructieve veilig-
heid' die Cement in samenwerking met
VNconstructeurs in 2022 en 2023 publi-
ceert. In de artikelenreeks wordt de
manier belicht waarop procesverbete-
ringen moeten leiden tot meer con-
structieve veiligheid.
2
3
1
CEMENT 2 2022 ?59
gever wisselen. Dit kan leiden tot een belan-
genconflict.
Als een partij zowel de rol van ontwerpend
als coördinerend constructeur op zich
neemt, gaat zo min mogelijk informatie ver-
loren. Er moet dan echter wel aandacht zijn
voor een goede interne controle, om moge-
lijke 'blinde vlekken' in beeld te krijgen.
In het kader van constructieve veiligheid
zou het streven in ieder geval moeten zijn zo
min mogelijk wisselingen van verantwoor-
delijkheden gedurende het proces te hebben
en daarnaast elk overdrachtsmoment goed
te documenteren. In lijn met de adviezen van
de OVV vraagt dit een expliciete afweging
met bijbehorende borgingsmaatregelen.
Resultaatverantwoordelijkheid voor de
coördinerend constructeur ?
Ongeacht wie
in welke fase de hoofdberekening maakt,
moet de coördinerend constructeur in de
UO-fase zich deze hoofdberekening hele-
maal eigen maken. Vanzelfsprekend is dat
makkelijker als de overdracht van ontwer-
pend naar coördinerend constructeur al in
het DO plaatsvindt. Bij een overdracht na
het TO geldt hetzelfde, maar kost dat de co-
o
rdinerend constructeur meer moeite. De
coördinerend constructeur maakt de hoofd-
berekening geschikt als input voor de deel-
constructeurs. De coördinerend construc-
teur zal ook de raakvlakken bij de uitwerking
van de deelconstructeurs bewaken. Hiermee komt de coördinerend con-
structeur in de lead in de engineersfase van
het project. Zijn rol wordt versterkt, zijn
taak wordt uitgebreid. Naast het verder uit-
werken van de constructie moet hij ook in-
houdelijk toezicht houden op de werkzaam-
heden van de deelconstructeurs. De inzet
van de coördinerend constructeur in de
toetsing van het werk van deelconstructeurs
moet veranderen van een inspanningsver-
plichting zoals nu het geval is, naar een re-
sultaatverplichting:
De coördinerend constructeur wordt via
zijn toetsende rol resultaatverantwoordelijk
en eerste aanspreekpunt voor de construc-
tieve veiligheid. Dit betreft de constructieve
samenhang en volledigheid van het geheel
van ontwerp- en detailuitwerking van de hoofddraagconstructie en van bouwkundige
constructies.
De toetsing door de coördinerend con-
structeur moet leiden tot de overtuiging dat
het geheel voldoet aan de eisen van con-
structieve veiligheid. De toetsing betreft zo-
wel het aangeleverde ontwerp, de detailuit-
werking door deelconstructeurs en het
toezicht op de realisatie.
De toetsing geldt ook voor complexe hulp-
constructies en voor bouwmethodieken en
hulpconstructies die van invloed zijn op de
constructieve veiligheid in de eindfase.
Bij de toetsing moet de coördinerend con-
structeur zich ervan overtuigen dat het ge-
toetste werk aan de te stellen eisen met be-
trekking tot de constructieve veiligheid
voldoet. Deze overtuiging moet uitgaan van
relevante deskundigheid, kennis van de
stand der techniek en 'regelen der kunst'. Op
welke wijze hij tot deze overtuiging komt, is
aan hem. Dit kan risicogestuurd, gebruik-
makend van selecte steekproeven. Maar het
kan ook met een 100% toetsing. De keuze
maakt hij zelf, zodanig dat hij de beschreven
resultaatverplichting kan dragen. Dit ontslaat overigens de deelcon-
structeurs niet van hun eigen verantwoor-
delijkheid voor hun eigen werk. Maar met
name in de raakvlakken van het totaalont-
werp vindt de coördinerend constructeur
zijn plaats.
Eisen aan kennis en competenties van
constructeurs?
Het spreekt voor zich dat
kennis en ervaring de basis vormen voor een
goed constructief ontwerp. Dat is de reden
dat er eisen worden gesteld aan kennis en
competenties van de coördinerend construc-
teur (en ook de ontwerpend constructeur en
de deelconstructeurs). In alle voorgaande teksten wordt ge-
sproken over een coördinerend constructeur,
alsof het een persoon is. (Vaak nog wegens
taalkundige eenvoud in de 'hij-vorm', maar
dat is vanzelfsprekend ook door 'zij' te ver-
vangen.) In de contractuele verhoudingen
tussen een opdrachtgever en een opdracht-
nemer is de coördinerend constructeur ech -
ter de rechtspersoon die de overeenkomst
aangaat. Vaak zal dit een onderneming zijn.
60? CEMENT 2 20 22
Er moeten eisen worden gesteld aan de ken-
nis en ervaring van de onderneming die de
opdracht aangaat. De werkgroep Construc-
tieve Veiligheid stelde voor eveneens eisen te
stellen aan de interne kwaliteitsborging.Daarnaast moeten er eisen zijn aan de
kwalificaties van de personen die werk-
zaamheden 'in de rol van coördinerend con-
structeur' uitvoeren. Dit zou gekoppeld
moeten worden aan het type en de gevolg-
klasse van de gebouwen. BRL 5022 geeft kwalificatie-eisen voor
de verschillende bij de engineering betrok -
ken medewerkers, afhankelijk van de zwaar-
te van hun rol. Deze kwalificaties, evenals
toetsing en sanctionering daarop, kunnen
worden geborgd via certificatie en/of regis-
tratie, bijvoorbeeld door het Constructeurs-
register of via KIVI 'Chartered Engineer'. Verankering en implementatie
In de bouw bestaat een veelheid aan nor-
men, richtlijnen, branchestandaarden en
dergelijke. Veel van deze bestaande docu-
menten behandelen deelaspecten over de
borging van constructieve veiligheid, maar
er is geen sprake van een eenduidig, breed
geaccepteerd en breed toegepast kader. De
bouw is echter niet gebaat bij nog meer
richtlijnen naast de al bestaande. Zeker als
niet duidelijk is welke status ze hebben en of
ze echt moeten worden toegepast of niet. Er
is (vooralsnog) geen draagvlak voor een wet-
telijke verankering van de richtlijnen vanuit
het programma 'Veiligheid in de Bouw'. De
vijf partijen die zich in het programma heb-
ben verenigd, streven derhalve naar richtlij-
nen die gaan gelden volgens het principe
'pas toe of leg uit'.
4
Omdat kennis en
ervaring de basis
vormen voor een
goed constructief
ontwerp worden
er eisen gesteld
aan kennis en
competenties
van de coördine-
rend constructeur
4 Bij de realisatie van Forum Groningen was er een uitstekende samenwerking tussen ontwerpend en coördinerend constructeur,
foto: De Beeldredaktie - BAM CEMENT 2 2022 ?61
Om de rol van
de coördinerend
constructeur tot
zijn recht te laten
komen, moeten
constructieve
ingenieurs-
diensten in veel
gevallen op een
andere wijze
worden ingekocht
Het is het doel om de in dit artikel beschreven
kaders voor onder andere de aangescherpte
rol van de coördinerend constructeur zo veel
mogelijk in te brengen in bestaande richtlij-
nen en daarvoor draagvlak te vinden bij de
vijf partijen en hun achterbannen. De richt-
lijnen moeten werkbaar zijn en moeten toe-
pasbaar zijn bij verschillende soorten projec-
ten van verschillende omvang en complexiteit.
Het toetsen van de werkbaarheid en toepas-
baarheid van de richtlijnen kan onder ande-
re goed in de leerprojecten, die onder regie
van het programma 'Veiligheid in de Bouw'
zijn opgezet. Alleen wanneer het echt nodig
is, worden zelf nieuwe documenten opge-
steld. Ook daarvoor zal draagvlak worden
gezocht in de sector, ten behoeve van brede
implementatie en toepassing.
De volgende richtlijnen worden onder de
loep genomen in deze centrale aanpak:
De DNR (De Nieuwe Regeling) en de bijbeho-
rende STB (Standaard Taakbeschrijving).
Deze algemene voorwaarden regelen de
contractverhouding tussen adviseurs en op-
drachtgevers. Een uitgebreide omschrijving
van alle mogelijke taken is opgenomen in de
Standaard Taakbeschrijving. De DNR en
STB moeten een update krijgen, waar onder
andere de relatie tussen de ontwerpend, de
coördinerend en de deelconstructeur aan-
dacht krijgt. Tevens moet worden gekeken
wat de andere rolinvulling van de coördine-
rend constructeur bij een resultaatverplich-
ting betekent voor de verantwoordelijkheden
en aansprakelijkheden.
De UAV (Uniforme Administratieve Voor-
waarden voor de uitvoering van werken) en
UAV-GC (voor geïntegreerde contractvormen).
Deze algemene voorwaarden zijn een com-
binatie van inkoop- en leveringsvoorwaar-
den en regelen de contractverhoudingen
tussen opdrachtgever en bouwbedrijf. Ook
hier moet worden gekeken naar de aange-
paste rolverdeling tussen de ontwerpend, de
coördinerend en de deelconstructeur.
De BRL 5022 (Beoordelingsrichtlijn voor de
engineering van bouwwerken in de woning-
en utiliteitsbouw door de coördinerend con-
structeur) en de nog op te stellen BRL 5032
(Beoordelingsrichtlijn voor de grond-, weg- en
waterbouw). De beoordelingsrichtlijnen worden gehan-
teerd door certificatie-instellingen ter be-
oordeling van de eisen voor een KOMO-dien-
stencertificaat. De BRL legt de rol van de
coördinerend constructeur ten opzichte van
de ontwerpend en deelconstructeur vast. De
BRL is vastgesteld en wordt inmiddels toege-
past in twee pilotprojecten. Hierna wordt de
BRL grondig geëvalueerd. Hij wordt nog niet
breed in de markt gedragen. Er moet geke-
ken worden wat nodig is voor een breed
draagvlak.
De KIWA-criteria 73/07 voor beton en nog op
te stellen gelijkaardige criteria voor staal en
hout.
In de KIWA-criteria worden onder andere
de taken en verantwoordelijkheden ten aan-
zien van het maken van tekeningen en bere-
keningen van prefab-betonproducten gere-
geld. Dit als een verdere invulling van de
STB (Standaard Taakbeschrijving), maar
toegespitst op de verhouding tussen coördi-
nerend en deelconstructeur en enkel gel-
dend voor prefab-betonproducten. Er is be-
hoefte aan gelijkaardige documenten voor
de demarcatie van werkzaamheden bij
staal- en houtproducten.
Constructeursregister en Chartered Engineer
Zowel het Constructeursregister als het KIVI
geven met de registerconstructeurs, regis-
tertoetsers, registerontwerpers en Charte-
red Engineers de beroepsgenoten een geva-
lideerde status. Voor opdrachtgevers geldt
dat zij hiermee kwaliteit en deskundigheid
mogen verwachten. De bijhorende taak- en
rolvereisten bij de diverse titels moeten
goed worden afgestemd op de eisen en com-
petenties die in de diverse regelingen wor-
den voorgeschreven.
Deze opsomming laat zien dat er veel 'work
in progress' is en er veel betrokken partijen
een rol kunnen en moeten spelen in de bor-
ging van constructieve veiligheid. Met deze
partijen worden in de komende periode
worden gesprekken gevoerd over de haal-
baarheid en fasering van de aanpassingen.
Daarbij is het belangrijk dat het draagvlak
dat al is gecreëerd, verder wordt uitgebreid.
Vanzelfsprekend is de werkgroep dan ook
zeer geïnteresseerd in feedback vanuit de
markt. Een consultatieronde daarvoor
62? CEMENT 2 20 22
wordt de komende periode georganiseerd,
het streven is deze voor het zomerreces af te
ronden.
Open dialoog
Om de rol van de coördinerend construc-
teur tot zijn recht te laten komen, moeten
opdrachtgevers dit ook daadwerkelijk gaan
uitvragen. Dit vraagt in veel gevallen om een
andere wijze van inkopen van constructieve
ingenieursdiensten. Een goede onderlinge
afstemming vooraf is van groot belang, om
alle partijen hierin over de streep te trekken.Het borgen van veiligheid in onze ge-
bouwen vraagt een actieve houding van alle
betrokkenen. Hierbij moeten we lering trek-
ken uit wat er de afgelopen jaren goed en
fout is gegaan. Einstein zei al eens (waar-
schijnlijk in het Engels): "Als je doet wat je deed, krijg je wat je kreeg". Als we in de
bouwsector écht werk willen maken van
constructieve veiligheid, dan moeten we
sommige zaken anders aanpakken. Dat
vraagt een open dialoog en de bereidheid sa-
men de beste werkwijze te vinden en daar
waar nodig concessies te doen. Dit voor het
hogere doel: de veiligheid van onze gebouw-
de omgeving.
BIBLIOGRAFIE
1?Bouwen aan constructieve veiligheid
- Lessen uit instorting parkeergebouw
Eindhoven Airport, Onderzoeksraad
voor Veiligheid, 2018.
2?Gieskens, B., Linssen, J., Werken aan
constructieve veiligheid. Cement 2022/1.
3?BRL 5022: Engineering van bouwwerken
in de woning- en utiliteitsbouw door de
coördinerend constructeur.
5
5 In het leerproject Herman Gortercomplex in Utrecht wordt gewerkt aan het gedachtegoed van het
verbeterprogramma 'Veiligheid in de Bouw', foto: Rijksvastgoedbedrijf CEMENT 2 2022 ?63
Artikelenserie 'Borgen constructieve veiligheid'
Dit artikel is het tweede in de artikelenserie ‘Borgen constructieve veiligheid’ die Cement in samenwerking met VNconstructeurs in 2022 en 2023 publiceert. In de artikelenreeks wordt de manier belicht waarop procesverbeteringen moeten leiden tot meer constructieve veiligheid.
Naast het ontwerpen en berekenen is het borgen van constructieve veiligheid de kern van het vak van de constructeur. Diverse incidenten van de afgelopen jaren hebben laten zien dat het bereiken van constructieve veiligheid in het gefragmenteerde bouwproces in Nederland niet vanzelfsprekend is en soms zelfs faalt. De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) trok stevige conclusies in 2018, naar aanleiding van de instorting van de parkeergarage in Eindhoven [1]. De bouw heeft nog onvoldoende lessen geleerd en te weinig verbetering laten zien om deze incidenten te voorkomen. In de aanbevelingen van de OVV werd met name aangedrongen op een meer heldere verdeling van verantwoordelijkheden, het inrichten van professionele tegenspraak en het vergroten van het lerend vermogen. Het ging hen niet alleen om de parkeergarage Eindhoven, maar het was een optelsom van verschillende incidenten zoals Theater Schouwburg Het Park in Hoorn, het parkeerdek van het Van der Valkhotel in Tiel, de balkons van het woongebouw Patio Sevilla in Maastricht, de galerij van de studentenwoningen in Lent, het stadion van AZ in Alkmaar, de parkeergarage Bos & Lommerplein in Amsterdam en meer recent (2021) Stadion De Goffert in Nijmegen.
Zoals in het eerste artikel van deze serie ‘Werken aan constructieve veiligheid’ [2] is aangegeven, hebben de vijf partijen die door de OVV zijn aangeschreven (VNconstructeurs, Koninklijke NLingenieurs, Koninklijke Bouwend Nederland, Governance Code Veiligheid in de Bouw, en het Opdrachtgeversforum in de Bouw) naar aanleiding van de oproep de handen ineen geslagen. Samen zijn ze het verbeterprogramma ‘Veiligheid in de Bouw’ gestart. Om het programma te implementeren hebben deze vijf partijen gezamenlijk een stuurgroep, kerncoalitie en werkgroepen ingericht, waaronder de eerdergenoemde werkgroep Constructieve Veiligheid. In het programma is onder andere gekeken naar de rol van de constructeur bij de verbetering van de constructieve veiligheid in alle fasen van de bouw.
Een deel van het gedachtegoed van het verbeterprogramma heeft inmiddels zijn weg gevonden naar de BRL 5022: ‘Engineering van bouwwerken in de woning- en utiliteitsbouw door de coördinerend constructeur’ [3].
De belangrijkste door de stuurgroep van het verbeterprogramma ‘Veiligheid in de Bouw’ vastgestelde voorstellen ten aanzien van het borgen van de constructieve veiligheid zijn:
- Eén eindverantwoordelijke op constructieve veiligheid in elke fase van het ontwerp
- Resultaatverantwoordelijkheid voor de coördinerend constructeur
- Eisen aan kennis en competenties van constructeurs
Deze voorstellen worden in dit artikel nader toegelicht, soms aangevuld met relevante passages uit de BRL 5022 [3].
Eén eindverantwoordelijke op constructieve veiligheid in elke fase van het ontwerp
De OVV constateert in zijn onderzoek naar constructieve veiligheid [1] onder andere dat de versnippering in de bouwketen een organisatorische complexiteit met zich meebrengt, die de kans op veiligheidsgebreken vergroot. Dit is jaren door de bouwsector als een gegeven beschouwd. De OVV beargumenteert dat opdrachtgevers en opdrachtnemers zich moeten realiseren dat bij elk project opnieuw een keuze moet worden gemaakt in de mate van complexiteit van het proces. Een opdrachtgever kan bijvoorbeeld voorwaarden stellen aan de mate van onderaanneming en uitbesteding. Een opdrachtnemer op zijn beurt kan ook zelf besluiten dat het vanwege de complexiteit van een project beter is de constructieve taken niet in onderaanneming op te splitsen.
Veiligheid is gebaat bij duidelijke taak- en rolverdelingen en daarmee ook bij zo min mogelijk versnippering van taken en werkzaamheden en dus het beperken van overdrachtsmomenten.
Ten aanzien van de rol van de constructeur zien we deze versnippering ook. In figuur 2 is een schema getekend dat de rol van de constructeur toont in veel projecten van de afgelopen jaren. Over deze rol is het volgende te zeggen:
- De ontwerpend constructeur, vaak aangesteld door de opdrachtgever, stelt het constructief ontwerp op. Maar vanaf een bepaald moment deelt hij deze taak met de coördinerend constructeur, vaak aangesteld door het bouwbedrijf.
- Het bouwbedrijf stelt een aantal deelconstructeurs aan, ieder verantwoordelijk voor deelaspecten zoals staalberekeningen of berekeningen van betonnen producten.
- De coördinerend constructeur heeft geen ontwerpverantwoordelijkheid. De ontwerpend constructeur kan zijn ontwerp niet tot in uitvoering borgen.
- In de overlap tussen beide rollen zijn er leemtes en dubbelingen. Dit is een potentiële bron van onveiligheid.
Reacties
BubbleDeck International LWC 08 april 2022 11:37
In bovenstaand artikel wordt weer verwezen naar de aanbevelingen die de OVV heeft gedaan naar aanleiding van hun onderzoek naar de gedeeltelijke instorting van de parkeergarage in Eindhoven. Op zich zijn de aanbevelingen die worden gedaan niet verkeerd, maar het is wel een open deur intrappen. De vraag is hierbij dan ook: wat zijn de aanbevelingen naar aanleiding van dit onderzoek eigenlijk waard, als men weet dat in het rapport van de OVV een vloer is onderzocht en is geanalyseerd die helemaal niet is toegepast in de parkeergarage?