?r. H. LAMBOTTE, Geassocieerd Docent bij de Rijksuniversiteit GentBetonsamenstelling KLASSIEKE EN MODERNE BEGRIPPENInleidingIn dit artikel zal getracht worden --voor zover dit mogelijk is in eenkorte tekst-- de theorie te overlopen die de basis vormt van onzehedendaagse betontechnologie, waarbij de nieuw verworven kennisen de huidige strekkingen de klassieke begrippen met betrekking opbetonsamenstellingen zullen aanvullen.Het probleem kan in zijn eenvoudigste vorm als volgt worden ge-steld: gevraagd wordt een beton te bereiden dat na verharding aanbepaalde kwaliteitseisen voldoet (bijv. druksterkte, slijtweerstand,waterdichtheid, weerstand aan agressieve invloeden enz.); gegevenzijn de beschikbare grondstoffen (toeslagmaterialen, cement enz.).Zoals bij ieder ?ngenieursprobleem moet de oplossing de technischbeste of de economisch voordeligste zijn, ofwel een tussenoplossingdie zo goed mogelijk aan beide eisen tegelijk tegemoetkomt. Achter-eenvolgens zullen dus behandeld worden: de eisen die gesteld wordenaan het verharde beton, de eigenschappen van de materialen die hetbeton samenstellen en de middelen om aan de eisen van kwaliteit eneconomie te voldoen.1. HET VERHARDE BETON1. 1. DruksterkteVan het verharde beton worden in hoofdzaak mechanische sterktenvereist en daarvan is het de druksterkte die als de belangrijkste geldt.Voor de bouwwerken in beton, hetzij gewapend dan wel voorgespan-nen, is het inderdaad de druksterkte die maatgevend is voor het be-palen van de afmetingen. Voor sommige toepassingen kunnen ande-re vereisten primeren op de druksterkte: men kan bij voorbeeld vaneen beton verlangen dat het warmte?solerend zou zijn en dus eenlicht(gewicht) beton wensen, men kan een zwaar beton aanwendenvoor afscherming tegen radio-actieve stralingen, men kan een dichtbeton verlangen voor waterkerende werken, enz.Voor het constructiebeton is nochtans steeds de druksterkte het criterium voor de kwaliteit en het is de gewoonte geworden, dit criteruimook te extrapoleren naar vele gevallen waar andere eigenschappendan hoge druksterkte worden nagestreefd.Zo is bij voorbeeld de treksterkte van het beton voor rijwegverhar-dingen in ongewapend beton een criterium, veel belangrijker dan dedruksterkte, maar het is op deze laatste dat de beoordeling wordtgestaafd.Gaan we om de hierboven uiteengezette redenen dan ook wat dieperin op de eis 'minimale druksterkte'. Alhoewel tot hiertoe nog steedscourant, en zeker voor kleinere bouwplaatsen, een minimale druk-sterkte wordt voorgeschreven zonder meer --bij voorbeeld te metenop een reeks van drie kubussen van 20 cm ribbe-- dan is blijkbaartoch een ieder die met de kwaliteitscontrole begaan is overtuigd vanhet weinig re?le van deze handelwijze. Reeds verschillende jaren zijnonderzoekingen gericht op het invoeren van de statistische analysevoor de interpretatie van de drukproeven en, zoals we verder zul-len zien, vindt deze, voordien zuiver academisch geachte zienswijzenu ook meer en meer praktische toepassing.1. 2. Waarschijnlijkheidstheorie1.2.1. HistogramWanneer men over een min of meer lange periode beton bereidt vaneen bepaalde samenstelling en op een vaste wijze, door regelmatigdrukproeven uit te voeren, de kwaliteit controleert, dan zullen de ge-vonden druksterkten niet van gelijke waarde zijn, maar gespreid liggenrond een gemiddelde waarde. Men kan de gevonden sterkten rang-schikken in klassen met een interval van bijv. 10 of 20 kgf/cm2.Heeft men n? waarden in de ide klasse op een geheel van n waarne-mingen, dan is n?/n de relatieve frequentie voor deze klasse.Het histogram wordt verkregen door de trapfunctie te construeren,waarbij de waarde van de relatieve frequentie van iedere klasse uit-gezet wordt in het interval van deze klasse.In fig. 1 is als voorbeeld het histogram getekend van 37 proefkubus-sen van een zelfde bouwplaats, alle op 7 dagen ouderdom beproefd,maar op verschillende tijdstippen.Het is duidelijk dat de som der relatieve frequenties, voorgestelddoor de oppervlakte onder de trapfunctie, gelijk is aan 1.fig. I. histogram van 37 7-dagen oude proefkubussen1.2.2. Normale verdelingHet histogram, zoals getekend, leent zich moeilijk tot grondige inter-pretatie en wordt daarom vervangen door een theoretische verdeling.Voor de betonkwaliteit blijkt de zgn. normale verdeling het best tepassen bij de waargenomen verdeling.De normale verdeling wordt gegeven door:_(x-x)21 22 = () = --------------= ? ewaarin:y = waarschijnlijkheidsdichtheid,x = waarneming (gemeten druksterkte),x = gemiddelde waarde (rekenkundig gemiddelde van alledruksterkten),n = aantal waarnemingen, = dispersie of standaardafwijking, gegeven door = />-De functie y = (x) wordt voorgesteld door de klokkromme vanG aus s , die voor het besproken voorbeeld getekend is op fig. 1. Destandaardafwijking is een maat voor de spreiding van de betonkwa-liteit: een grote wijst op een onduidelijke, sterk gespreide verdeling,een kleine op een gecentraliseerde, weinig gespreide verdeling (fig.2).fig. 2. enkele klokkrommen van Gauss102 Cement XVII (1965) Nr. 2tabel 1.variatieco?ffici?ntenbij Belgischelaboratoriumproevenbeton I II III IV V VI Vil VIII IX XI XIInormaal portlandcement (kg per m3) 400 400 300 300 200 200 400 400 300 300 200 200water-cementfactor 0,425 0,465 0,510 0,5500,750 0,850 0,460 0,5150,550 0,615 0,800 0,900'w28 (kgf/cm2) 517 491 463 424 239 187 612 488 467 388 225 173 (%) 4,1 4,7 6,0 4,5 3,7 4,9 4,1 5,2 5,1 6,7 4,0 10,2Voor de normale verdeling is het mogelijk de procentuele waarschijn-lijkheid te berekenen dat een waarneming binnen bepaalde grenzenzal vallen.Zo is het bij voorbeeld aan te tonen dat:68% van alle waarnemingen vallen in het interval-- , x+ 90% van alle waarnemingen vallen in het interval -- 1,64 ,95% van alle waarnemingen vallen in het interval --2, + 299,7% of praktisch alle waarnemingen vallen in het interval --3, + 3Deze procentuele waarschijnlijkheid is voorgesteld door het deel vande oppervlakte onder de kromme begrensd door het beschouwdeinterval (fig. 2).Met het oog op de verder volgende algemene beschouwingen is hetten slotte nog wenselijk te herinneren aan de definitie van de variatie-co?ffici?nt:X1. 3. Homogeniteit1.3.1. Minimale spreidingUit de theoretische beschouwing van voorgaande paragrafen blijktdus duidelijk, dat wanneer een minimale sterkte opgelegd wordt, mennooit de absolute zekerheid heeft dat alle proefresultaten boven hetopgelegde minimum zullen vallen. Men kan er enkel voor zorgen dateen bepaald percentage van de waarnemingen boven de opgelegdegrens valt. Hiervoor moet dan een gemiddelde druksterkte wordennagestreefd, die des te hoger moet liggen naar gelang de spreidinggroter is. Het belang van het bereiken van een zo klein mogelijkevariatieco?ffici?nt is dus duidelijk aangetoond.Om een idee te geven over wat als spreiding bereikbaar is, wordenin tabel I de variatieco?ffici?nten gegeven, bekomen in het Labora-torium Magnel voor Gewapend Beton van de Rijksuniversiteit te Gentbij drukproeven, uitgevoerd op 28 dagen oude kubussen, in het raamvan een onderzoekprogramma van het Wetenschappelijk en Tech-nisch Centrum voor het Bouwbedrijf, waaraan vijf Belgische labora-toria deelnamen. Het betreft de variatieco?ffici?nt bekomen op reek-sen van twaalf proefkubussen, vervaardigd uit twee mengsels van eenzelfde beton. In het programma waren twaalf verschillende beton-samenstellingen opgenomen.tabel II. variatieco?ffici?nten (volgens Walker)variatie-co?ffici?ntkwaliteit van de uitvoering5% zeer verzorgde uitvoering in laboratorium10% uitstekend, benadert laboratoriumuitvoering12% uitstekend15% goed18% redelijk20% toelaatbaar25% slechtDe gemiddelde variatieco?ffici?nt per deelnemend laboratorium be-draagt 4,7%. Dit cijfer sluit uitstekend in de reeks variatieco?ffici?n-ten, opgesteld door de Amerikaan W a l k e r en gegeven in tabel II.Deze tabel laat toe de spreiding te voorzien die men in functie vande werkmethoden op een bepaalde bouwplaats redelijkerwijze magverwachten en waaruit de gemiddelde sterkte die men moet berei-ken om aan een opgelegd minimum te voldoen, kan worden afge-leid.1.3.2. Factoren van spreidingDe waarden van de in het voorgaande behandelde variatieco?ffi-ci?nten worden bepaald door een reeks factoren, waarvan de voor-naamste hieronder worden opgesomd:a. Spreiding in een zelfde mengsel:1. onvoldoend mengen,2. segregatie bij het legen van de menger,3. spreiding in de proef (invloed van de proefmachine, vlakheidvan de contactvlakken proefkubussen, enz.);b. Spreiding tussen mengsels van dezelfde samenstelling:1. variaties in de mengverhouding van de samenstellende ele-menten,2. variaties in de kwaliteit of in de karakteristieken van de sa-menstellende elementen (kwaliteit cement, korrelverdeling toe-slagmaterialen, enz.),3. variaties in mengtijd;c. Spreidingsfactoren bij verwerking:1. bij het vervoer,2. bij het ter plaatse brengen (wandeffect, bij voorbeeld verschiltussen grote massa en dunne wanden),3. bij het verdichten;d. Spreidingsfactoren na verwerking:1. variaties in temperatuur en hygrometrie,2. variaties in de proefvoorwaarden.Door de variatie-analyse is het mogelijk de invloed van de verschil-lende factoren afzonderlijk te onderzoeken. Dieper hierop ingaanzou ons te ver leiden, te meer daar de onderzoekers, die zich methet probleem inlieten, in hun besluiten betreffende het relatieve be-lang van de verschillende factoren niet volledig in overeenstemmingzijn.1.3.3. Gevoeligheid van een betonsamenstellingDe keuze van een betonsamenstelling zal niet altijd uitsluitend wor-den bepaald door de waarde van de druksterkte die men kan be-reiken, maar ook wel door het feit of de samenstelling meer of min-der gevoelig is aan variatie van de spreidingsfactoren.Onderstel bij voorbeeld dat men voor het maken van beton kan be-schikken over een bepaalde grindsoort en de keuze heeft tussentwee zandsoorten A en B.Men kan de respectievelijke beste betonsamenstellingen bepalen metde zandsoorten A en B. Wanneer men nu de invloed bepaalt vaneen fout in de zanddosering op de druksterkte van het beton, kanmen krommen vinden als A en B (fig. 3, blz. 104), die de gevoeligheiduitdrukken van ieder der samenstellingen aan een fout op de zand-dosering.Het is nu duidelijk dat, wanneer men een beton moet maken met eenminimumsterkte van bij voorbeeld 200 kgf/cm2en men op het werkover de middelen beschikt (geschoold personeel, mechanische uit-rusting) om de fout op de zanddosering onder ca. 5% te houden,men de voorkeur zal geven aan de samenstelling A.Cement XVII (1965) Nr. 2 103fig. 3. invloed zanddosering op de druksterkte van betonIn het geval van een minder geperfectioneerde methode voor hetaanmaken van het beton daarentegen zal samenstelling de voor-keur verdienen, niettegenstaande het feit dat deze minder hoge maxi-mumsterkten geeft. Het belang van de homogeniteit is in dit gevaldoorslaggevend.1. 4. Praktische toepassingenDe statistische methoden hebben nog niet ten volle ingang gevon-den in de praktijk, maar toch kunnen twee voorbeelden van toepas-singen worden aangehaald uit offici?le Belgische voorschriften.1.4.1. Breukberekening volgens de norm NBN 75 - 'Sefonconsfrucfies',uitgave 1963In de laatste uitgave van de Belgische norm betreffende betoncon-structies werd een hoofdstuk 9 ingelast 'Aanbevelingen voor debreukberekening', aanbevelingen gesteund op de werken van hetComit? Europ?en du B?ton (C.E.B.).Volgens deze voorschriften wordt de rekenspanning voor het betonb* bepaald uit de karakteristieke sterkte bk door toepassing van eenreductieco?ffici?nt: * -- ?CTb~T50Citeren we verder de norm:'De waarde van de karakteristieke druk- of treksterkte van beton is''deze die overeenkomt met de waarschijnlijkheid, in een normale''statistische verdeling der uitslagen van meetproeven van de werke-''lijke sterkte 5% uitslagen te hebben die kleiner zijn dan de aldus''vastgestelde waarde.''De karakteristieke sterkte wordt dan bepaald door de formule:'bk=bm (1 -- 1,64 )'Het minimum aantal proefstukken noodzakelijk voorde proef voor het''bepalen van de gemiddelde sterkte bm en de spreidingsco?ffici?nt ''is gelijk aan twintig.'1.4.2. Waardering van de kwaliteit van een rijwegverharding in be-ton volgens het type-bestek 70S van 1961 van het Ministerie van Open-bare Werken, Bestuur der WegenDe eis die gesteld wordt voor de betonkwaliteit van een rijwegver-harding, is dat de weerstand op uit de verharding geboorde proef-cilinders ten minste 600 kgf/cm2zou bedragen.fig. 4. interpretatie kwaliteitseisen voor betonnen wegverhardingen104Daar het volgens de waarschijnlijkheidstheorie onmogelijk is om deabsolute zekerheid t? geven dat alle resultaten aan de minimumeisvoldoen, wordt volgens het type-best?k 108 een waardeco?ffici?ntV1 berekend, begrepen tussen 0 en 1,05, die tegelijkertijd rekeninghoudt met de druksterkte en met de homogeniteit. Bij de eindafreke-ning wordt de voorziene prijs van de verharding vermenigvuldigdmet de waardeco?ffici?nt.Uit de proefresultaten worden x en berekend en verderx --600Deze betrekking kan gebracht worden onder de vorm -- f0 . = 600en dan blijkt duidelijk dat to de factor is waarmee de spreiding magworden vermenigvuldigd, opdat een overeenstemmend percentage vande proefresultaten boven de opgelegde minimale waarde van600 kgf/cm2zou vallen.De waardeco?ffici?nt V1 is nu zo aan de waarde van to verbonden dat(zie fig. 4):V1 = 0, indien 95% van de resultaten < 600 kgf/cm2.In dit geval dient het betreffende deel van de verharding te wordenuitgebroken (kromme A).V1 = 1, indien 95% van de resultaten > 600 kgf/cm2.In feite is dit de eis die gesteld wordt om de voorziene prijs integraal tebetalen (kromme B).Indien meer dan 95% van de resultaten > 600 kgf/cm2, dan wordtV1 > 1, echter beperkt tot een maximum van 1,05.In fig. 4 is ook de verdeling voorgesteld die overeenstemt metx = 600 kgf/cm2, dus to = 0; hiervoor is V1 = 0,50.Soortgelijke waardeco?ffici?nten worden toegepast voor de dikte(V2) en voor de stroefheid (V3).2. DE SAMENSTELLENDE ELEMENTENBeton is een kunstmatig gesteente bestaande uit een mengsel vankorrelvormige steenachtige toeslagmaterialen, aaneengehecht dooreen cementbrij, waarvan de hydraulische eigenschappen het mengseltot een geheel doen verharden. De korrelvormige steenachtige mate-rialen, algemeen inerte materialen of toeslagmaterialen genoemd, vor-men, in volume en gewicht, het belangrijkste bestanddeel van beton.2. 1. Inerte materialenFijne en grove toeslagmaterialen in Belgi? voor beton gebruikt zijnsedert lang voldoende gekend: het zijn voornamelijk rond riviergrinden zand, gebroken porfier- en kalksteenslag en gebroken riviergrind,porfier- en kalksteengruis.Samen met de prefabricage van constructie-elementen ontwikkeltzich de behoefte naar lichte betonsoorten met hoge sterkten. Er be-staan toeslagmaterialen, bij voorbeeld bekomen door het sinterenvan zekere gesteenten, die het mogelijk maken beton te vervaardigenmet druksterkten hoger dan 400 kgf/cm2, die dus zowel voor voor-gespannen beton als voor gewapend beton geschikt zijn en waarvanhet volumegewicht slechts 1,6 bedraagt, d.w.z. slechts 2/3 van dat vangewoon beton. Het belang van dergelijke betons bij de prefabricageligt voor de hand als men overweegt, dat in de betonconstructiesin de belastingen het eigen gewicht over het algemeen overwegendis en dat bovendien de hef- en transportmiddelen de grootte vande elementen begrenzen. Momenteel zijn het economische factorendie het gebruik van lichte constructiebetons remmen, maar in de na-bije toekomst is de verspreiding ervan te voorzien.Aan de andere zijde staan de zware toeslagmaterialen als bariet enijzerschrootkorrels, die aangewend worden om beton met volume-gewicht van de orde van grootte 3,3 te vervaardigen. Het zware be-ton wordt in hoofdzaak toegepast voor de afscherming van radio-actieve straling.Voor hun gebruik in beton worden de inerte materialen gekarakteri-seerd door de zeefkromme. Op fig. 5 zijn als voorbeeld de zeef-krommen van enige toeslagmaterialen gegeven.Een belangrijk begrip voor de toeslagmaterialen is dit van specifiekeoppervlakte. Deze kan worden berekend uit de zeefkromme, indien menaanneemt dat de korrels, begrepen tussen twee opeenvolgende zevenuit de reeks, bollen zijn waarvan de gemiddelde diameter het reken-kundige gemiddelde is van de begrenzende ronde maasopeningen.Cement XVII (1985) Nr. 2fig. 5. zeefkrommen van enkelesoorten toeslagmateriaalZij di deze gemiddelde diameter, Si de specifieke oppervlakte ena het absoluut soortelijk gewicht van het materiaal, dan isS rcdj2_ 6' " /;3. d?6Zij pi het gewicht van de korrels met gemiddelde diameter di begre-pen in 1 gram toeslagmateriaal, dan is de specifieke oppervlakte vandit materiaal: 6 " -S = 2 PiS; = -- . 2^0 Ta 0 d;Deze specifieke oppervlakte wordt uitgedrukt in cm2/g of soms inm2/kg.Om een begrip te hebben onafhankelijk van het absoluut soorte-lijk gewicht van het materiaal wordt de relatieve specifieke opper-vlakte aangewend, gedefinieerd als de verhouding tussen de spe-cifieke oppervlakte van het toeslagmateriaal en de oppervlakte vaneen zelfde gewichtshoeveelheid (1 g of 1 kg) korrels van 1 cm dia-meter van hetzelfde absoluut soortelijk gewicht.Tabel lil verzamelt de cijfergegevens met betrekking op de algemeengebruikte A.S.T.M.-zeefreeks.Daar elke in beton verwerkte korrel met water omhuld wordt, blijktuit de beschouwing van de waarde van S het grote belang van defijnere korrels in vergelijking met de grove.Het ligt dan ook voor de hand dat een variatie in de zeefkrommevan de fijne materialen de homogeniteit van beton veel sterker zalbe?nvloeden dan een variatie van de grovere elementen. Tabel IVgeeft de samenvatting van een onderzoek dat hierover in Zwitserlandwerd uitgevoerd.Om een karakteristiek te hebben voor de korrelverdeling van eeninert materiaal die beter handelbaar is dan de zeefkromme, werdenuit deze zeefkromme cijfers afgeleid, die volgens de auteurs die de-ze waarden afleidden, volledig de waarde uitdrukken van een inertmateriaal voor zijn gebruik in beton.Zo definieerde A b r o m s de fijnheidsmodulus Fm van een mate-riaal als:Fm =i??waarin z de complementaire ordinaat is van de zeefkromme.tabel III. specifieke oppervlakteFaury definieerde het schijnbare gewicht p van korrelachtig mate-riaal alsp=m?1-0*waarin de ordinaat van de zeefkromme is en i een belangrijkheids-co?ffici?nt die de waarde 1 heeft voor de fijne korrels en 0 voor dezeer grove. F a u r y hecht dus een groter belang aan de fijne korrels,wat uit de beschouwing van het begrip specifieke oppervlakte logischblijkt.2. 2. CementHet zou misschien volstaan om van het cement te zeggen dat heteen produkt is dat, dank zij de moderne industri?le methoden en deconstante controle, praktisch altijd aan de door de normen gesteldeeisen voldoet. De meest gebruikte cementsoorten voor beton zijn hetportlandcement en het hoogovencement (voor bijzondere toepassin-gen ook wel andere soorten zoals het permetaalcementj. De voor-naamste eigenschappen van beide cementsoorten zijn dat het port-landcement sneller verhardt dan het hoogovencement, vooral bij tem-peraturen die het vriespunt benaderen, maar dat dan ook de hydra-teringswarmte van de eerste groter is dan die van de tweede.leder der soorten bestaat onder de vorm van normaal cement, ce-ment met hoge weerstand en snelverhardend cement, drie klassen diezich van elkaar onderscheiden door hun fijnheid. De snelverharden-de cementen zijn de fijnste: hun specifieke oppervlakte is de groot-ste, dus de contactoppervlakte met het aanmaakwater groter en daar-door de hydraulische verharding sneller.De fijnheid van cement kan gemeten worden door permeabiliteits-meters. De meest verspreide is de permeabiliteitsmeter van B l a i n e ,die de tijd meet die een bepaalde hoeveelheid lucht, onder gegevendruk, nodig heeft om door een volgens genormaliseerde methodeaangestampt droog cementbed te stromen. Door ijking van het toe-stel met een standaard-cement kan de specifieke oppervlakte uitge-drukt worden in cm2/g Blaine (van ca. 2500 voor normaal tot ca.5000 voor snelverhardend cement).Het is in het laboratorium ook mogelijk een korre/verdelingskrommeop te stellen voor fijne poederstoffen als cement. Een toestel dat hier-voor gebruikt wordt is de centrifugaal-afscheider die werkt volgensvolgend principe: indien een korrelige stof in een luchtstroom ge-bracht wordt waarvan de baan een convergente spiraal is, dan ver-deelt deze stof zich voor bepaalde waarden van tangenti?le en ra-diale snelheid in twee delen: de grovere elementen worden naar demaaswijdte(vierkantemazen)mmdimmSicm2/g(voorYa=2,65)relatievespecifiekeoppervlakte00,1520,2970,5901,1902,3804,7609,52019,10038,10076,2000,0950,2810,5551,1122,2304,4608,93017,90035,80071,500239804120105,12,541,260,630,3210535188,84,42,261,120,560,280,14tabel IV. invloed van variaties in de zeefkromme op de eigenschappenvan beton (volgens Zwitserse onderzoekingen)schommelingin%van de zeefrest opzeefeigenschappen van het beton?20 15 mm nauwelijks veranderd?15 5 mm verwerkbaarheid licht gewijzigd?10 2 mm verandering in verwerkbaarheiden sterkte?10 0,2 mm belangrijke wijzigingenCement XVII (1965) Nr. 2 105omtrek geslingerd door de centrifugale kracht, de fijnere, voor de-welke de wrijving van de lucht domineert, worden door de lucht-stroom mee naar het midden gevoerd.Door variatie van de verhouding tangenti?le en radiale snelheid kanmen een fijne korrelige stof, zoals cement, scheiden in de verschil-lende afmetingen en een zeefkromme opstellen (deeltjes tot ca.40 voor cement).2. 3. HulpstoffenHulpstoffen of toevoegprodukten zijn stoffen die toegevoegd aanbeton, over het algemeen in zeer kleine hoeveelheden, door hunchemische of fysische inwerking sommige eigenschappen van ver-werkbaarheid of kwaliteit wijzigen.De hulpstoffen kunnen we in twee klassen indelen: enerzijds de stof-fen die speciale toepassingen van beton beogen en anderzijds destoffen die de eigenschappen van het beton in het algemeen beogen teverbeteren.2.3.1. Hulpstoffen die speciale eigenschappen beogenDe voornaamste Produkten uit deze klasse zijn de bindingsversnel-lers, de bindingsvertragers en de vochtwerende middelen.a. De b i n d i n g s v e r s n e l l e r sDe meest gekende onder de bindingsversnellers is het calciumchloride( l2) dat in het aanmaakwater opgelost --tot maximaal 2% van hetgewicht cement-- chemisch inwerkt op het hydraulisch proces en debinding en de verhouding versnelt. Hierdoor is het algemeen verspreidvoor het betonstorten bij temperaturen rond het vriespunt.Gewezen moet worden op het gevaar voor uitbloeiingen indien hetniet voldoende opgelost is en op het verbod calciumchloride te ge-bruiken voor voorgespannen beton, gezien het corrosiegevaar voor hetgespannen staal.b. De b i n d i n g s v e r t r a g e r sEen van de weinige zouten die binding en verharding vertragen zon-der de uiteindelijke druksterkte van het beton te verminderen, is hetprimair natriumfosfaat H24.Vertragers kunnen worden toegepast bij lang transport van betonspe-cie, bij verwerking bij uitzonderlijke warmte, enz.. De m a s s a - d i c h t i n g s m i d d e l e nDit zijn de soort hulpstoffen die aan het cement of het aanmaakwa-ter toegevoegd worden om de waterdichtheid van het beton te ver-beteren hetzij door chemische, hetzij door fysische inwerking. Demeest gebruikte Produkten zijn Silikaten, fluaten, zepen en oli?n.Silikaten of fluaten vormen met de vrije kalk onoplosbare silikaten offluoriden, die zich in de betonpori?n afzetten en deze verdichten.De zepen (vooral stearaten en oleaten) werken vooral waterafsto-tend en verminderen het absorptievermogen van het beton.Minerale oli?n ten slotte, indien ze zuiver zijn en voldoende vloei-baar, werken als afdichters, doordat ze de continu?teit tussen de be-tonpori?n verbreken.Algemeen dient te worden opgemerkt dat, zelfs indien de dichtheidvan het materiaal beton verzekerd is, de betonconstructie zelf veel-al niet waterdicht is, daar scheuren kunnen ontstaan door de krimp.Het is dus een essenti?le eis voor een massadichtingsmiddel dat hetde krimp niet buitenmate verhoogt.2.3.2. Hulpstoffen die de eigenschappen van beton in het algemeenbeogenDeze Produkten worden over het algemeen aan het aanmaakwatertoegevoegd om de verwerkbaarheid en de cohesie van de specie teverbeteren en sommige eigenschappen van het verharde beton(vorstbestendigheid, uiterlijk, dichtheid enz.) gunstig te be?nvloeden.Tot deze klasse behoren de oppervlak-actieve stoffen, de luchtbel-vormers en de plastificeermiddelen en alle samengestelde Produk-ten die bestaan uit een combinatie van deze.a. O p p e r v l a k - a c t i e v e s t o f f e nOppervlak-actieve stoffen zijn in water oplosbare stoffen die doorhun fysische inwerking maken dat de cementkorrels niet samenvlok-ken, maar alle afzonderlijk gemakkelijker door een film van het aan-maakwater omhuld worden. De korrels schuiven gemakkelijker overelkaar en hierdoor verhoogt, voor een zelfde watergehalte, de ver-werkbaarheid aanmerkelijk; omgekeerd kan een zelfde verwerkbaar-heid bekomen worden, bij aanwending van een dergelijke hulpstof,met verminderde waterhoeveelheid.b. L u c h t b e l v o r m e r sLuchtbelvormers zijn middelen die het eerst in de U.S.A. toepassingvonden en nu ook steeds meer in Europa aangewend worden. Op-losbare zouten van natuurharsen, die aan het aanmaakwater wordentoegevoegd, behoren tot de groep der luchtbelvormers.Daar maximale dichtheid het criterium is voor de kwaliteit van be-ton, schijnt het op het eerste gezicht op zijn minst eigenaardig ombeton te willen verbeteren door het inbrengen van lucht. De meege-voerde lucht is echter verdeeld in de betonmassa onder vorm vanzeer fijne belletjes (50 ? 150 ongeveer) en deze belletjes hebbenin het beton dezelfde smerende werking als de fijne zandkorrels, zon-der nochtans meer aanmaakwater te vereisen zoals laatstgenoemde.Ze verhogen de plasticiteit en de cohesie van de specie en hebben duseen gunstige invloed op het gevaar van ontmenging.De ervaring heeft uitgewezen dat het 'verluchte' beton een beterevorst- en weerbestendigheid vertoont. De vermindering van dicht-heid door de luchtbelvormers teweeggebracht, gaat echter gepaardmet een vermindering van druksterkte die ongeveer 5% bedraagt per1% ingevoerde lucht. Deze daling kan worden tegengegaan door hetverminderen van de water-cementfactor (gezien de plastificerendewerking van de produkten), door het verminderen van de hoeveel-heid fijn zand, of nog door het aanwenden van samengestelde toe-voegprodukten die bij voorbeeld buiten de luchtbelvormer ook nogeen verhardingsversnellend produkt kunnen bevatten. In ieder gevalmoet het luchtgehalte van beton steeds lager zijn dan ongeveer 6%A n d e r e h u l p s t o f f e nHiertoe behoren de in water onoplosbare fijne poeders, die ofwelde rheologische eigenschappen van cement wijzigen, ofwel in aan-wezigheid van cement zekere hydraulische eigenschappen vertonen.Ze worden gebruikt om de cohesie van betonspecie te verbeterenen de ontmenging tegen te gaan.Vele van deze hulpstoffen zijn reeds sedert lange tijd in beton ofmortel gebruikt: gebluste vette kalk, tras, puzzolaan, krijt. Anderehulpstoffen zijn vliegas van de elektrische centrales, fijngemalen zand(silicium), talk, bentoniet.Daar het hier fijne poederstoffen betreft, brengen ze een lichte ver-hoging van de hoeveelheid aanmaakwater mee en uit dien hoofdeverhoging van de krimp.2.3.3. OpmerkingenHulpstoffen zijn geen tovermiddelen die de eigenschappen van be-ton dermate wijzigen dat ze van een slecht bestudeerde samenstel-ling een goed beton maken. Ze dienen eerder in het licht van per-fectionering te worden beschouwd: oordeelkundig aangewend kun-nen zij bijdragen om sommige 'eigenschappen van een degelijk betonte verbeteren, met het oog op bijzondere eigenschappen of in hetalgemeen.Het gebruik van een toevoegprodukt dient steeds met de nodige om-zichtigheid te geschieden. Daar deze produkten slechts in zeer kleinehoeveelheden dienen te worden toegevoegd en daar voor sommigeervan overdosering een werkelijk gevaar inhoudt, is het gebruik er-van slechts verantwoord, indien dosering en controle met de nodigestrengheid geschieden.Bovendien moet ieder gebruik van een produkt waarvan de eigen-schappen niet voldoende gekend zijn, voorafgegaan worden door eenernstig onderzoek van de doeltreffendheid ervan en van de invloed opde druksterkte en de krimp.3. DE MENGVERHOUDING3. 1. BasisregelsHet probleem dat moet opgelost worden bij het vervaardigen vanbeton is als volgt te stellen: hoe kan men op de meest economischeen technisch beste wijze de grondstoffen waarover men beschikt,verwerken tot het kunstmatige steenmateriaal beton, dat na verhar-ding aan de vooropgestelde eisen voldoet?Als limiet kan slechts de druksterkte bereikt worden van het gesteen-106 Cement XVII (1965) Nr. 2te waarvan de inerte materialen ontnomen zijn, en dan nog slechtsop voorwaarde dat er een bindmiddel ter beschikking zou zijn dateen adhesie geeft tussen de toeslagmaterialen onderling, even grootals de cohesie van het gesteente. Dit toont aan dat een minimumaan bindmiddel of van ledige ruimten tussen de toeslagmaterialenmoet worden nagestreefd, of anders uitgedrukt, een maximum aandichtheid.Aan Feret, die zich reeds in 1890 met de studie van de mengver-houding bezighield, komt de verdienste toe een wet geformuleerdte hebben, die heden nog steeds de basis is van de wetenschappe-lijke betonsamenstelling.Indien een eenheidsvolume beton wordt beschouwd, dan kan de sa-menstelling geschreven worden als volgt:s+ + e + a = 1waarin de absolute volumes van de verschillende componenten voor-gesteld zijn door:s voor de inerte materialen,c voor het cement,e voor het water,a voor de lucht (die steeds in beperkte hoeveelheid in beton aanwezigis).Feret zegt nu dat de druksterkte 'r van beton op een bepaaldeouderdom enkel afhangt van:1. de kwaliteit van het cement, uitgedrukt door een factor K,2. de concentratie van het cement in de ledige ruimten van het inerteskelet =- -----1 -- sDe wet van Feret luidt: 'r = . 2Zij kan omgevormd worden tot:Voor een gegeven cementsoort hangt de betonkwaliteit dus enkel afvan (e + a)/c, welke waarde zo klein mogelijk moet zijn om een zohoog mogelijke druksterkte te bereiken. De waarde van a kan klein ge-houden worden ten opzichte van e in een kwaliteitsbeton, zodat dedruksterkte uiteindelijk afhangt van e/c, of, in gewichtseenhedengeschreven, van W/C (de water-cementfactor).Verschillende onderzoekers na F e r e t ( A b r a m s , B o l o m e y,Dutron, enz.) zijn tot betrekkingen van andere vorm gekomen, dieechter de wet van F e r e t in principe bevestigen.Uit het voorgaande kunnen de volgende fundamentele regels afge-leid worden:1. Daar de betonkwaliteit afhangt van de concentratie van het cementin de ledige ruimten van het inerte skelet, moet de korrelverdelingvan dit laatste worden bestudeerd om deze ledige ruimten zo kleinmogelijk te houden.2. Daar de betonkwaliteit afhangt van de water-cementfactor en daarcement de dure grondstof is in beton en bovendien de waarde vande krimp sterk afhangt van de verwerkte cementhoeveelheid, moeter naar gestreefd worden een opgelegde kwaliteit te bereiken meteen minimale hoeveelheid cement.Minimum aan cement wil tegelijkertijd zeggen minimum aan water,maar hieraan komt de verwerkbaarheid een onderste grens stellen.Het aanmaakwater in beton moet inderdaad niet alleen de cement-korrels omhullen voor het hydraulische proces, maar bovendien detoeslagmaterialen.Hier speelt het begrip specifieke oppervlakte een rol: in dit opzichtmoet de hoeveelheid fijne korrels --het zand-- zo laag mogelijk wor-den gehouden. Maar anderzijds zal een te kleine hoeveelheid fijnetoeslagmaterialen het mengsel stug maken en moeilijk verwerkbaaren een overmaat aan water zal in dit geval aanleiding geven totontmenging.3. De meest vereenvoudigde voorstelling van beton is dat het eenmetselwerk is, waarin de grove toeslagmaterialen de rol van stenenvervullen, die samengekit worden door mortel (zand + cement +water). Deze mortel moet zo rijk mogelijk zijn, dit wil zeggen dezandhoeveelheid zo klein mogelijk voor een gegeven hoeveelheidcement, maar er moet anderzijds voldoende mortel zijn om de grovetoeslagmaterialen te omhullen. De hoeveelheid mortel mag ook weerniet te groot zijn, want de krimp zal hierdoor worden verhoogd, sa-men met de uitgave aan cement.foto 6. vergelijking betondoorsneden; links overmaat aan mortel, rechtsjuiste samenstellingFoto 6 illustreert wat hier wordt bedoeld: links is een doorsnede ge-geven van een beton met slecht bestudeerde samenstelling (overmaatmortel), rechts daarentegen wordt een wetenschappelijk samengesteldbeton getoond.Hiermee is het belang van de studie van de betonsamenstelling vol-doende aangetoond. De klassieke principes die in het voorgaandewerden besproken, blijven meer dan ooit gelden, maar de strengetoepassing ervan zou in de huidige conjunctuur in zekere mate kun-nen worden getemperd door volgende overwegingen:a. Indien men het begrip kwaliteit dat tot hiertoe uitgedrukt werddoor druksterkte, verruimt met de factor homogeniteit, dan dient degevoeligheid van de samenstelling (zie 1.3.3.) in overweging te wor-den genomen. Een fout op de zandhoeveelheid zal bij voorbeeldmeer invloed uitoefenen bij een samenstelling met een kleine hoeveel-heid zand dan bij een samenstelling met een grotere hoeveelheid.b. Alhoewel de moderne middelen van verdichting toelaten zeer drogebetonspecie te gebruiken, is het economisch niet in alle gevallen ver-antwoord een dergelijke specie te vereisen, daar deze specie zwaar-dere en sterkere bekisting vereist en meer arbeid voor het gebruik.Bij verhoging van de prijsverhouding arbeid/grondstof kunnen eco-nomische overwegingen doorslaggevend zijn; de ingenieur moet rea-listisch zijn en de technische principes verdedigen zonder eisen te stel-len waarvan hij redelijkerwijze toch geen voldoening kan verwachten.3. 2. De korrelverdelingDe wetten die werden opgesteld voor het bepalen van de beste kor-relverdeling van het inerte skelet zijn even talrijk als de auteurs diehet onderwerp bestuderen. Dit is niet verwonderlijk voor een pro-bleem dat empirisch moet worden behandeld en waarvoor niet ??nenkele beste oplossing bestaat.Bovendien zijn de besluiten der verschillende onderzoekers functievan de individuele omstandigheden van plaats en tijd waarin het on-derzoek werd uitgevoerd. Er kan dan ook niet aan gedacht wordenin dit korte bestek een volledig overzicht te geven van de bestaan-de theorie?n: wel kan van iedere principieel verschillende methodeeen voorbeeld worden gegeven.3.2.1. Samenstellingen continu-gegradeerd volgens een ideale zeef-krommeIn het begin van deze eeuw reeds kwam Fuller tot het besluitdat de zeefkromme van het inerte skelet zo dicht mogelijk een idealekromme moest benaderen. De krommen van Fuller zijn gegevendoor de betrekking:v=10?y?waarin d een willekeurige maasopening voorstelt en D de maasope-ning overeenstemmend met de grootste korrels. Enkele krommen vanFuller zijn voorgesteld in fig. 7 (blz. 108).De krommen van Fuller hangen alleen af van de grootste korrel-afmeting van de gebruikte toeslagmaterialen. o I o m e heeft eenreeks krommen voorgesteld, die hierin van deze van Fuller ver-schillen dat ze rekening houden met het cement in de totale zeef-kromme van het mengsel, en die bovendien rekening houden met deopgelegde vloeibaarheid en de aard van de gebruikte toeslagmate-rialen (rond of gebroken).De samenstelling wordt bepaald door met de zeefkrommen van deCement XVII (1965) Nr. 2 107samenstellende elementen de resulterende zeefkromme samen te stel-len die het best de ideale kromme benadert. Dit kan geschiedendoor toepassing van de methode van de kleinste kwadraten.3.2.2. Samenstelling gegradeerd op basis van de fijnheidsmodulusIn de Verenigde Staten is het de gewoonte het inerte skelet samente stellen volgens empirisch opgestelde tabellen, waarin ideale fijn-heidsmodulussen opgenomen zijn. De fijnheidsmodulus van het ske-let moet gelijk worden genomen aan deze ideale fijnheidsmodulusen uit de kennis van de fijnheidsmodulussen van ieder der samen-stellende toeslagmaterialen volgt door een eenvoudige berekeningde verhouding van de componenten in het betonmengsel.Abrams was de eerste die deze methode voorstelde en een tabelopstelde waarin de ideale fijnheidsmodulussen gegeven zijn in func-tie van het cementgehalte van het beton en van de grootste korrel-afmeting der inerte materialen. Rekening wordt eveneens gehoudenmet de vorm van de toeslagmaterialen.Deze methode is praktisch en eenvoudig van toepassing, maar tochminder algemeen en precies dan de methode van de ideale krom-me, daar een cijfer als de fijnheidsmodulus een inert materiaal min-der nauwkeurig bepaalt dan de zeefkromme.3.2.3. De methode van Fa rDeze methode wordt afzonderlijk geplaatst, omdat ze voor de con-tinu-gegradeerde mengsels de volledigste en algemeenste is en om-dat we uit persoonlijke ervaring weten, door jarenlange toepassingin het laboratorium, dat ze steeds tot een bevredigend resultaat leidt.Bovendien kan de methode niet worden ondergebracht in ??n vanbeide voorgaande, daar ze in feite in haar oplossing een combina-tie is van deze twee.Zoals reeds gezegd onder 2.1 houdt F r y door zijn definitie vanschijnbaar gewicht van een toeslagmateriaal rekening met het grote-re belang van de fijnere korrels in verhouding tot de grovere. Boven-dien houdt hij bij de opstelling van zijn ideale kromme rekening methet wandeffect, d.i. met de oppervlak-omstandigheden van de plaatsvan verwerking.In fig. 8 is de ideale kromme volgens Faury gegeven. De ordinaatyv is gegeven als de som van drie termen: een eerste term die af-hangt van de beoogde consistentie en van de vorm van de toeslag-materialen (rond of gebroken), een tweede term die afhangt van degrootste korrelafmeting van de toeslagmaterialen en ten slotte eenterm die rekening houdt met het wandeffect.De oplossing kan geschieden door toepassing van de methode vande kleinste kwadraten zoals in 3.2.1., ofwel door een methode ana-loog aan 3.2.2., daar Fau ook de ideale schijnbare gewichtengetabuleerd heeft van de mengsels overeenstemmend met zijn idealekrommen: de kennis van de schijnbare gewichten van ieder der com-ponenten laat toe de mengverhouding ervan te bepalen die het ide-ale schijnbare gewicht geeft.3.2.4. Discontinu-gegradeerde samenstellingenHet grote voordeel van de continu-gegradeerde samenstellingen isdat ze een bijna integraal gebruik toelaten van de inerte materialendie in de natuur worden gevonden als gebaggerd grind of gebrokenmaterialen. Nochtans kunnen de ideale krommen praktisch altijdmaar min of meer goed benaderd worden met de beschikbare ma-terialen. Bovendien zijn de continu-gegradeerde samenstellingen nietde beste, d.w.z. niet diegene die het beste beton geven met een mi-nimum aan cement.Beschouwen we inderdaad een inert materiaal alleen samengestelduit bollen met diameter D. Indien ze geschikt zijn met een minimumaan ledige ruimten, kan men deze ruimten verminderen door er eenzelfde aantal kleinere bollen in aan te brengen met diameter:d=D [--.-- =0,15Ddit zonder de oorspronkelijke schikking van de bollen D te verstoren.De nieuwe en kleinere ledige ruimten kunnen gevuld worden doorweer veel kleinere bollen, enz.Indien men daarentegen de bollen D mengt met bollen van slechts?ets kleinere diameter, zou men de bollen D uit hun oorspronkelijkestand moeten halen en een geheel vormen met slechts ?ets kleineretussenruimten dan het oorspronkelijke.De Fransman VaIIette is een der warmste verdedigers van hetprincipe der discontinue korrelverdeling. In zijn publikaties wordteen methode aangegeven om experimenteel de beste betonsamen-stelling vast te stellen. Voor de praktische toepassing zij verder ookverwezen naar de studie van prof. ir. F. Riessauw over dit onder-werp in het Belgische Tijdschrift van Openbare Werken, februari 1954.Alhoewel theoretisch de beste, is voor de praktijk de discontinue kor-relverdeling slechts toepasselijk wanneer men werkelijk over de ver-eiste aangepaste toeslagmaterialen beschikt; bovendien zijn dezemengsels altijd min of meer stug en dienen de verdichtingsmiddelenhieraan te worden aangepast.4. HET MENGEN VAN BETONSPEC1EDoor in paragraaf 1 het belang te onderstrepen van de homogeni-teit werd meteen de nadruk gelegd op de noodzaak de componen-ten van de betonspecie te mengen tot een homogeen geheel.De verschillende fasen van het mengsel, van grove tot fijne korrels,en de waterdruppels moeten in beweging worden gebracht op eenzodanige wijze dat de banen die ze beschrijven elkaar ontmoeten,zodat ze zich met elkaar kunnen vermengen.Om een goede menging te bekomen is het dus essentieel een zogroot mogelijk aantal trajectori?n te verwezenlijken en te maken datde trajectori?n zich in een zo groot mogelijk aantal punten van debetonmassa met dezelfde intensiteit ontmoeten.De krachten die bij de beweging moeten worden overwonnen zijn defig. 8. ideale kromme volgens Fa ryfig. 7. ideale zeefkrommen volgens Fuller108 Cement XVII (1965) Nr. 2traagheid van de materialen en van de bewegende delen van demenger, de inwendige wrijving van de korrels en de zwaartekracht.Voorgaande basisprincipes laten toe een grondig inzicht te krijgen inde werking van de verschillende types van betonmengers en we zullende overwegingen beperken tot twee typen, namelijk de betonmengersmet horizontale as en de tegenstroommengers met verticale is.De betonmengers met horizontale as mengen het materiaal in hetmidden van de kuip, waar een dubbel oneindig aantal trajectori?nelkaar ontmoeten. Aan de wand van de kuip is er slechts een onein-dig aantal trajectori?n, namelijk de raaklijnen aan de wand.De kuip is een omwentelingsoppervlak, want indien er hoeken wa-ren, zou in deze discontinu?teitspunten geen continue bewegingmogelijk zijn en dus ook geen menging.In de tegenstroommengers zijn de in horizontale vlakken gelegen tra-jectori?n de belangrijkste.Het mengsel moet continu door schoepen van de zijwanden en vande bodem van de draaiende kuip geschraapt worden om het mate-riaal naar de mengzone te voeren en uitzakking tegen te gaan.Om de traagheidskrachten te overwinnen is de eenparige cirkelvor-mige beweging de meest aangewezen, vandaar dat alle betonmen-gers draaiend zijn. Om de inwendige wrijving te overwinnen is hetbelangrijk, het water zo vlug mogelijk in de betonmenger te brengen,er zorg voor dragend de adhesie van het materiaal aan de wand niette bevorderen.Een grondige studie werd aan de homogeniteit van de mengsels ende betonmengers gewijd in de Laboratoires du B?timent et des Tra-vaux Publics te Parijs. De resultaten ervan zijn door J o i s e l in 1949gepubliceerd in het Franse tijdschrift Annales de l'Institut Techniquedu B?timent et des Travaux Publics.BESLUITWij menen in het voorgaande de basisprincipes overlopen te heb-ben die de leidraad moeten zijn bij het bereiden van beton evengoed voor kleine bouwplaatsen als voor belangrijke. We weten dathet ideale in de betonbereiding moeilijk te bereiken is en dat schom-melingen in de kwaliteit steeds in mindere of meerdere mate zullenvoorkomen ten gevolge van schommelingen in de aangevoerdegrondstoffen. Het aanpassen van de samenstelling aan variaties inde grondstoffen is op kleine bouwplaatsen moeilijk in de praktijk tebrengen.Wij denken dat op technisch plan een belangrijke rol weggelegd isvoor de betoncentrales die door toepassing van de wetenschappe-lijke principes in hun bedrijf, door het grote volume van hun omzeten door een bestendige controle kunnen bijdragen tot een beterehomogeniteit van het beton.spelenmetspecieHet zojuist verschenen boek 'Spelen met Specie' sugge-reert door de titel en de grappige lay-out een onder-houdende verhandeling van de technologie en techniekvan het beton. De uitgave is in eerste instantie ge?nspi-reerd op het Franse boek 'Au Pied du Mur' van RobertL'Hermite, dat in Frankrijk en elders destijds metveel waardering ontvangen is. 'Spelen met Specie' isechter geen letterlijke vertaling daarvan geworden,maar is afgestemd op Nederlandse omstandigheden envoorschriften en op de sinds de verschijning van hetFranse boek in sommige opzichten gewijzigde opvat-tingen. Ofschoon het speelse uiterlijk dit niet doet ver-moeden, worden moeilijke onderwerpen behandeld,zoals bij voorbeeld het trillen van betonspecie en hetniet-destructieve betononderzoek.H. J.Everarden E. Cohen, Ultimate Strength Design of Reinforc-ed Concrete Columns (interim report of A.C.I. committee 340)De A.C.I.-commissie 340 heeft tot taak een boek samen te stellen mettabellen en grafieken voor het berekenen van constructiedelen metbehulp van de breukmethode (ultimate strength design) volgens de'Building Code Requirements for Reinforced Concrete'. Deze com-missie is reeds meer dan 2 ?aar werkzaam.Het hans verschenen interim-rapport bevat 120 grafieken en 12 tabel-len voor het berekenen van excentrisch gedrukte, rechthoekige enronde kolommen. Hierin zijn verwerkt combinaties van verschillendebeton- en staalkwaliteiten en de verhouding d/ht).Interessant zijn de grafieken voor rechthoekige doorsneden, waarbijde wapening aan alle zijden in rekening is gebracht.In de grafieken is op de verticale as uitgezetN'K',,..,en op de horizontale ase _ N'u.e' h, - a'a. b . VDe keuze van dit assenstelsel heeft bepaalde voordelen, waarop indit artikel van ir. W. A. E isma op blz. 110-117 van dit nummer naderzal worden ingegaan.De tabellen en grafieken zijn uiteraard volledig afgestemd op de Ame-rikaanse gewapend-betonvoorschriften en dus niet geschikt voor ge-bruik in Nederland.Bovendien is het Engels eenhedenstelsel toegepast. Het vergelijkenvan de Nederlandse en Amerikaanse voorschriften met behulp vandeze grafieken is daardoor bepaald niet eenvoudig.W. A. EismaCement XVII (1965) Nr. 2 109Vier-kleurendruk; 19 X 25,5 cm, 80 blz., vele illustraties; 10,-- (ingebonden).Exemplaren kunnen telefonisch of schriftelijk worden besteld bij de VERKOOPASSOCIATIENEDERLANDS CEMENT Enci-Cemij-Robur N.V. - Herengracht 507 - Amsterdam (tel. 020 - 23 8531).
Reacties