Het besef groeit dat constructeurs meer verantwoordelijkheid moeten nemen. Niet alleen om de problemen tegen te gaan die het gevolg zijn van de vergaande versnippering in de bouw, maar ook om bij te dragen aan abstractere kwesties als het klimaat. "Dat is onze maatschappelijke plicht", aldus Rudi Roijakkers, directeur van ABT, in een vraaggesprek met Cement.
32? CEMENT 4 2020
interview
CEMENT 4 2020 ?33
Het besef groeit dat constructeurs
meer verantwoordelijkheid moeten
nemen. Niet alleen om de problemen tegen te gaan die het gevolg zijn van de vergaande versnippering in de
bouw, maar ook om bij te dragen aan abstractere kwesties als het klimaat.
"Dat is onze maatschappelijke plicht", aldus Rudi Roijakkers, directeur van
ABT, in een vraaggesprek met Cement.
door?ir. Jacques Linssen, Redactie Cement / Aeneas Media portretfoto's Frédéric Paulussen
34? CEMENT 4 2020
Constructeurs hebben een
grote maatschappelijke ver-
antwoordelijkheid, maar dat
wordt volgens Roijakkers nog
weleens onderschat.
Zowel in de
markt als in de beroepsgroep zelf. Dat
terwijl het juist één van de aspecten is die het vak zo
mooi maken.
Je bent enthousiast over je vak. Wat spreekt je er
zo in aan?
"Wat ik mooi vind, is dat je maanden, soms jaren aan
een gebouw hebt gewerkt, een goed beeld hebt gevormd
en er dan uiteindelijk doorheen loopt. Door een omge-
ving die je zelf hebt ontworpen. Wat eerst nog alleen
bestond uit schema's en modellen om het gebouw goed
te kunnen doorgronden, is nu werkelijkheid geworden.
Dat geeft een heel speciaal gevoel."
En komt die werkelijkheid altijd overeen met het
beeld vooraf?
"Nee, vaak word ik nog behoorlijk verrast. Je hebt vooraf
best een goed en compleet ruimtelijk beeld in je hoofd
zitten, maar vooral de schaal is lastiger te bevatten."
Welke fase in het bouwproces vind je het
interessantst?
"Dat verschilt. Een beginnend constructeur houdt zich
vooral bezig met de laatste fase, het uitwerken van een
ontwerp dat door iemand anders is bedacht. Als je op
een gegeven moment zelf bepalend wordt in het ont-
werp, is dat geweldig. Ik heb me lange tijd vooral op die
ontwerpfase gericht. Maar gaandeweg ben ik toch die
uitvoeringsfase gaan missen. Het werken met de aanne-
mer, ervaren wat wel en niet kan en zo nodig een oplos-
sing zoeken, zien hoe iets wat jij hebt bedacht wordt
gerealiseerd, de druk die erop zit. Allemaal zaken die
ons vak zo boeiend maken."
Welke projecten springen eruit?
"Dat zijn er veel, ik noem er twee. De eerste is de Koningin
Elisabethzaal in Antwerpen. Dat is zo'n voorbeeld waar- van ik de schaal vooraf niet helemaal heb overzien.
Toen ik uiteindelijk in die zaal stond was het beeld nog
indrukwekkender dan ik had gedacht. Het Museum aan
de Stroom in Antwerpen (MAS, red.) vond ik ook gewel
-
dig. Ik heb in dat project veel geleerd, vooral van mijn
collega Ben Geutjes. Hij heeft me veel bijgebracht op
technisch inhoudelijk vlak. Maar wat ik vooral van hem
heb geleerd is relativeren. Dat je je ondanks alle druk
die op een project staat, niet gek moet laten maken. Het zijn overigens niet alleen de architectonisch
bijzondere projecten die boeiend zijn. Ik bewaar ook
goede herinneringen aan industriële projecten, waarbij
het industriële proces bepalend is voor de vorm en de
constructie. Zo heb ik aan enkele grote datacentra
gewerkt waar alles is ontworpen rondom de bedrijfsze-
kerheid van hun servers. En waarbij samenwerking nog
belangrijker is om tot een goed eindresultaat te komen. Veel projecten heb ik vanuit België gedaan. Ik heb
zo'n tien jaar gewerkt voor onze vestiging in Antwerpen.
Dat was niet ver van mijn huis, ik woonde toen in het
grensgebied. Toch zijn de verschillen met Nederland
opvallend. In België is men in de bouw behoudender en
traditioneler. Ze gaan minder snel mee met de nieuwste
ontwikkelingen. Verder kennen ze een andere steden -
bouw, dus ook de projecten zijn anders. Die zijn over
het algemeen kleinschaliger. Dat komt doordat veel
mensen hun eigen huis bouwen. 'Een Belg wordt met
een baksteen in zijn maag geboren', klinkt het gezegde
niet voor niets. Wat ik verder opvallend vind is dat de stabiliteits-
ingenieur, zoals ze een constructeur in België noemen,
een grotere rol speelt in de uitvoering. De door ons zo
gehekelde versnippering in de bouw is daar een veel
minder groot probleem."
Na je periode in België ben je technisch directeur
geworden. Wat moet ik me daarbij voorstellen?
"Als lid van het bestuur van ABT zorg ik ervoor dat de
technische kennis binnen ons bedrijf op peil blijft.
Techniek is voor mij de kern van het vak. Van moeilijke
sommen maken kan ik echt genieten. Dat is wie ik ben.
Als dat er niet meer zou zijn, zou ik niet in mijn kracht
zitten en lang niet zo gelukkig zijn in mijn werk. Geluk -
kig kom ik wat dat betreft goed aan mijn trekken. Zeker
in deze tijd waarin de inhoud van ons vak complexer
wordt en digitalisering een grote vlucht neemt. Zo ben
ik mij een jaar geleden gaan verdiepen in Python. Ik
had in mijn studie al wel eens geprogrammeerd en
vond het heerlijk dat weer op te pakken. Qua techniek kan ik in het Groningse mijn hart
ophalen. Toen de eerste vraagstukken op het gebied van
aardbevingen op ons af kwamen, ben ik daar volledig
C
IR. RUDI
ROIJAKKERS
47 jaar
WERK
1999 ? heden
ABT (Delft, Antwerpen, Velp)
2016 ? heden
BORG (Haren) 1996 ? 1999
Corsmit Raadgevend Ingenieurs
NEVENFUNCTIES 2020 ? heden bestuurslid
VNconstructeurs,
voorzitter commissie vakmanschap2018 ? heden
lid NEN-TGB plenair namens
VNconstructeurs 2018 ? heden
bestuurslid Dutch Earthquake
Engineering Association
2018 ? heden
bestuurslid IABSE 1995 ? 1996 bestuurslid
studievereniging KOers
OPLEIDING 1991 ? 1996
TU Eindhoven, Bouwkunde
interview
CEMENT 4 2020 ?35
"Ik geloof
dat over vijf
jaar alleen
de bureaus
die mee zijn
gegaan in
kennisdeling,
nog van
meerwaarde
kunnen zijn"
1
3
2
4
36? CEMENT 4 2020 1?De Koningin Elisabethzaal, foto: Flanders Meeting & Convention Center Antwerp / Jonas Verhulst
2 Museum aan de Stroom in Antwerpen, foto: Wikimedia 3, 4 Er zijn veel overeenkomsten tussen de breedplaten- en de aardbevingenproblematiek, met name t.a.v. de risicobenadering, foto 4: NAM
interview
CEMENT 4 2020 ?37
in gedoken. Ik heb weekenden lang dikke boeken met
theorie doorgespit en ben sommen gaan maken om te
kijken hoe een constructie reageert op aardbevings-
belasting. Om op die manier gevoel voor de materie te
krijgen. Want dat gevoel is enorm belangrijk om de
opdrachtgever goed te kunnen adviseren."
Van buitenaf lijkt het momenteel aardig stil in het
aardbevingendossier. Hoe komt dat?
"Het meeste ontwikkelwerk is wel gedaan. Nu komt het
vooral aan op productiewerk. Daarin moet er nog wel
veel gebeuren. Je ziet wel dat er wat rust is ontstaan
omdat er meer duidelijkheid is gekomen in de regelge-
ving. Grote wijzigingen zijn daarin niet meer te ver-
wachten. Processen kunnen daarom goed worden inge-
regeld, waardoor we het werk sneller kunnen uitvoeren.
Er komen wel weer nieuwe dilemma's. Want door de
daling van de gasproductie is de in rekening te brengen
belasting lager dan voorheen. Het kan zijn dat gebouwen
die eerst moesten worden versterkt, nu tóch blijken te
voldoen. Je kunt kiezen om bestaande beoordelingen
opnieuw uit te voeren, maar in diezelfde tijd kun je ook
een ander gebouw gaan beschouwen. Dat zijn afwegin -
gen die nu moeten worden gemaakt. Ik kan overigens echt genieten van dit onderwerp.
Niet van de problematiek zelf natuurlijk, voor de men -
sen daar is het verschrikkelijk. Maar technisch gezien is
het heel interessant. Er komt een hoop meer bij kijken
dan het maken van sommen alleen. Zo moet je naden -
ken over de consequenties van oplossingen en wat ze
betekenen voor de bewoners. Mijn eigen positie in de
beroepsgroep is veranderd. Ik ben veel meer naar bui -
ten getreden, ben commissiewerk gaan doen en les gaan
geven. En ik ben in contact gekomen met andere organi -
saties, onder meer met het CVW (Centrum Veilig Wonen,
actief tot 1/1/2020 red.), het NCG (Nationaal Coördinator
Groningen, red.) en NEN. Ook ben ik actiever geworden binnen VNconstruc-
teurs. Van daaruit ben ik betrokken geraakt bij het
breedplatendossier. Er zijn opvallend veel overeenkom -sten tussen de breedplaten- en de aardbevingenproble-
matiek, met name ten aanzien van de risicobenadering.
Je kent de problematiek, maar weet niet in welk gebouw
die aan de orde is en in welke mate. Hoe ga je met die
onzekerheden om? Welke processen moet je inregelen?
Welke controles kun je doen om tot de gewenste situatie
te komen? We hebben in de benadering van de breed
-
platenproblematiek veel gehad aan de kennis die op is
gedaan bij de aardbevingen. Veel vergelijkbare discus-
sies kwamen terug, vaak zelfs met dezelfde mensen."
Bij al dit soort onderwerpen draait het veel om
kennis. Kennisontwikkeling blijft dus belangrijk
voor je?
"Absoluut. Soms schaam ik me voor ons vak als je ziet
wat er de laatste jaren is misgegaan. We hebben steken
laten vallen en dat trek ik mezelf aan. Daarom vind ik
het zo belangrijk om van elkaar te leren en kennis te
delen. Er is de laatste jaren zoveel kennis ontwikkeld,
dat hadden we nooit alleen gekund. Dat geldt zeker voor
de aardbevingenproblematiek. We zijn een samenwer-
king gaan zoeken met andere partijen en hebben al onze
kennis op tafel gegooid. Iedereen stond er hetzelfde in
en dat heeft enorm geholpen. Kennisdelen is goed voor
ons als bureau maar misschien nog wel belangrijker:
het is onze verantwoordelijkheid als beroepsgroep.
Want alleen door kennisdeling kunnen we met de juiste
oplossingen komen voor constructieve problemen. Dat geldt ook voor digitalisering, ook daarin heb-
ben we elkaar nodig. Die ontwikkelingen gaan zo snel,
dat houdt geen enkel bureau alleen bij. Ik geloof dat over
vijf jaar alleen de bureaus die mee zijn gegaan in deze
kennisdeling, nog van meerwaarde kunnen zijn."
Maar het zijn dezelfde partijen die je in
concurrentie tegenkomt.
"Dat klopt. Natuurlijk doen we ons best om projecten
binnen te halen en andere bureaus af te troeven. Dat is
ook gezond. We moeten onze eigen broek ophouden.
Maar er zijn zaken die dit individuele belang overstijgen.
Zeker als het gaat over veiligheid."
"Soms schaam
ik me voor ons vak"
"We komen tot
antwoorden die we
eerder niet konden
geven"
38? CEMENT 4 2020
We moeten de opdrachtgevers erbij betrekken. Hen
wijzen op de consequenties van bepaalde keuzes. Dat de
laagste prijs niet alles is en dat het belang van een veilig
ontwerp voorop moet staan."
Moeten er niet dingen bij wet worden vastgelegd?
"Ik zou dat graag hebben, maar ik zie dat niet gebeuren,
Toch is die concurrentie hevig met als gevolg
margedruk en daarmee volgens velen
verschraling van het vak.
"We hebben als beroepsgroep de laatste jaren inderdaad
te veel een terugtrekkende beweging gemaakt. Wij zijn
steeds meer werk bij aannemers en deelconstructeurs
gaan neerleggen. Dat is logisch te verklaren, want met
lage honoraria ga je kijken hoe je toch wat kunt over-
houden aan een project. Maar het gevolg is wel dat het
zicht op de constructieve samenhang is versnipperd. De
belangrijke controlefunctie is geminimaliseerd tot een
controle op uitgangspunten. Het risico bestaat dat hier-
mee niemand de eindverantwoordelijkheid voor de
totale constructieve veiligheid voelt of draagt. Dit werkt
risicoverhogend en dit moeten we proberen te keren."
Het probleem van versnipperde verantwoordelijk -
heden is al jaren bekend. Heb je er vertrouwen in
dat er nu echt wat gaat veranderen?
"De tijd is er rijp voor. De druk vanuit de maatschappij
is gegroeid en daarmee het besef dat er iets móét gebeu -
ren. Mede naar aanleiding van het rapport van de OVV
(Onderzoekraad voor Veiligheid, red.) zijn we nu de
coördinerend constructeur in stelling aan het brengen.
Met één partij die alles overziet, kun je de problemen als
gevolg van de onduidelijke verdeling van verantwoorde-
lijkheden tegengaan. Het is noodzakelijk dat die coördi -
nerend constructeur een resultaatverplichting krijgt.
Hij moet net zo lang controleren tot hij de verantwoor-
delijkheid kan nemen voor het resultaat. Ook aannemers beseffen inmiddels dat het anders
moet. Een situatie met vijf, zes of zeven deelconstruc-
teurs op één werk, zonder dat iemand het overzicht
heeft, levert voor hen de nodige risico's op. Verder, niet
onbelangrijk, moeten wij als beroepsgroep zelf de ver-
antwoordelijkheid nemen. We moeten geen onvolledige
opdrachten aannemen. Elkaar erop wijzen dat het
belangrijker is een opdracht aan te nemen waarbinnen
je een veilig gebouw kunt ontwerpen, dan een opdracht
die past binnen het budget. Gelukkig zijn er al veel initi -
atieven die hieraan bijdragen, onder meer bij VNcon -
structeurs, Kennisportaal Constructieve Veiligheid en
NLingenieurs.
interview
CEMENT 4 2020 ?39
zeker niet op korte termijn. Daarom moeten we het nu
zelf, als de drie belangrijkste stakeholders oppakken:
opdrachtgevers, aannemers en constructeurs."
Speelt digitalisering daarbij een rol?
"Digitale ontwikkelingen gaan ons zeker helpen. Het
loont nu de moeite om vooraf een Digital Twin te maken
om zo met minder partijen een gebouw vooraf helemaal
uit te denken. Sowieso gaat er dankzij digitalisering een
hoop veranderen. Je ziet dat nu al met parametrisch
ontwerpen, maar we krijgen ook steeds meer te maken
met machine learning en artificial intelligence. Dit soort
technieken maakt het mogelijk heel veel meer door te
rekenen in veel kortere tijd. Zo kun je met de juiste
voorbereiding de computer zonder extra moeite 1000 of
10.000 varianten laten doorrekenen om zo de beste
oplossing te selecteren. Daarbij kun je naar verschil -
lende aspecten kijken, zoals bruikbaarheid, kosten en
milieu-impact. Dat heeft een positieve uitwerking op de
kwaliteit in de bouw en op de reductie van faalkosten."
Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de
mensen in het constructeursvak?
"Een constructeur krijgt meer en meer hulpmiddelen
tot zijn beschikking. Maar hij hoeft niet alles zelf te kun -
nen, we hebben ook specialisten nodig. We hebben nu al
data-analisten in huis en ik voorzie dat we meer IT'ers
gaan aannemen. Zo komen we tot betere inzichten en
antwoorden die we eerder niet konden geven. Deze specialisten worden onderdeel van een pro-
jectteam, samen met een constructeur, een installatie-
adviseur, een brandveiligheidsadviseur en een kosten -deskundige. Zo krijg je steeds meer disciplines binnen
één project. Daar hebben we onze organisatie binnen
ABT op aangepast. Collega's met verschillende achter-
gronden en persoonlijkheden overleggen meer met
elkaar, vullen elkaar aan en leren van elkaar.
Het is belangrijk dat al die disciplines goed met
elkaar kunnen communiceren. Daarom moet je ook
kennis hebben van andere vakgebieden en dus af en toe
over de schutting kijken. Concreet betekent dat ook dat
je als constructeur moet bijblijven op het gebied van
automatisering. Snappen hoe je ermee omgaat en uit-
komsten van een script dat door een developer is
geschreven goed kunnen interpreteren. Zo'n script mag
geen black box zijn. Daarom is het goed als een con -
structeur zelf ervaring opdoet met het programmeren
en het scripten in Python. Gelukkig zie je dat de jongste
generaties dat al meekrijgen vanuit HBO's en TU's. We moeten wel nagaan wat al deze ontwikkelingen
betekenen voor onze collega's. Toen ik begon, ruim 20
jaar terug, schakelden we net over van het tekenschot
naar AutoCad. Je zag dat de 60-plussers hier niet in
meegingen. Zo'n 15 jaar geleden gingen we over op Revit.
Toen bleven de 55-plussers achter. Wat gebeurt er nu als
we aan mensen vragen Python te leren? Hoe gaan de
oudere collega's daarmee om? Gaat de leeftijd van colle-
ga's die hier niet in meegaan nog verder omlaag? Dat
terwijl de pensioenleeftijd alsmaar stijgt. Dit geeft aan
dat we ons als persoon moeten blijven ontwikkelen en
dat we als bedrijf een actieve rol in scholing en opleiding
hebben."
Dus je maakt je ook druk om zaken buiten de
techniek?
"Ik zie mijzelf vooral als techneut, maar bekommer me
ook over de ethische kant van het vak. We hebben maat-
schappelijk gezien een heel belangrijke taak. Zeker op
het gebied van constructieve veiligheid, maar ook als het
gaat om duurzaamheid en het klimaat. Daar kunnen en
moeten we het verschil maken. Om te beginnen in onze
eigen bedrijfsvoering, maar belangrijker nog, binnen
projecten. Door met goede oplossingen te komen voor
duurzame gebouwen en materialen. Ik vind dat we dat
aan de maatschappij verplicht zijn."
"De coördinerend
constructeur moet net
zo lang controleren
tot hij de verantwoor-
de lijkheid kan nemen
voor het resultaat"
Reacties