BIM is een fantastisch hulpmiddel, waar we in de bouw een hoop plezier van hebben. Zeker met de ontwikkelingen die we de laatste jaren hebben doorgemaakt. Toch is het BIM-proces lang niet altijd optimaal. Zo streeft de BIM-regisseur vaak een compleet model na, zonder dat hij goed inzicht heeft in wat er in de uitvoering nodig is. Dat kan beter. Door goed na te denken over welke data, door wie en op welk moment in het model moet worden opgenomen, kunnen we BIM in zijn volle potentie benutten.
De voordelen van BIM zijn haast evident. Het verbetert de communicatie, informatie wordt op elkaar afgestemd, er kan efficiënter worden gewerkt en faalkosten gaan omlaag. Dat klinkt als muziek in de oren. Niet vreemd dat opdrachtgevers en aannemers er veel aan is gelegen tijdig een uitvoerig BIM-model op te zetten. ‘Laten we gaan BIMmen, dat voorkomt een hoop problemen.’ Voor een deel is dat waar. Maar je moet goed nadenken over in welke fase je zo’n model opzet.
Het heeft onze voorkeur om in de VO-fase nog schetsmatig te werken. Er verandert nog te veel, waardoor alle energie voor in het opzetten van een model deels voor niets is. Met als resultaat dat architect en adviseur vooral elkaar bezighouden.
In onze ervaring kom je er met opdrachtgevers meestal wel uit over in welke fase je een model moet opzetten, zeker als de opdrachtgever enige ervaring heeft en weet wat die aan een model heeft. Lastiger is de discussie met aannemers over wie verantwoordelijk is voor de informatie. Niet zelden wordt ons als constructieadviseur gevraagd input in het model stoppen, waarvoor wij zelf niet verantwoordelijk zijn. Dat is onverstandig want het vergroot de kans op fouten.
Een goed voorbeeld zijn installatiesparingen. Vaak vraagt een aannemer ons om die sparingen op te nemen in het betonmodel. Handig voor de aannemer, zodat hij duidelijk kan zien welke voorzieningen hij voor het beton en de wapening moet treffen. Het probleem is echter dat wij die gegevens niet goed kunnen beoordelen en dat mogelijke fouten niet worden gesignaleerd. Wij maken het installatieontwerp niet, weten niet of de grootte van een sparing klopt en of er een clash is met een andere installatie. Toch staan ze dan op de tekeningen van de constructeur. Wie is dan verantwoordelijk? En als er iets fout gaat, ontstaan er veel discussies en onduidelijkheden over aansprakelijkheid. Is de informatie verkeerd aangeleverd? Hebben wij de gegevens verkeerd overgenomen? Hebben wij de data verkeerd geïnterpreteerd?
De oplossing: laat informatie aanleveren door de partijen die erover gaan. En laat de BIM-regisseur van de aannemer de verantwoordelijkheid over het gehele model naar zich toe trekken.
Een BIM-regisseur heeft veel verstand van modelleren en ziet een alles omvattend model nog wel eens als ideaalbeeld. Maar omdat een BIM-regisseur onvoldoende zicht heeft op wat er buiten gebeurt, bevat zo’n model vaak informatie die uiteindelijk nooit wordt gebruikt.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan data over WBDBO, de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag. Het kan goed zijn dat die dwars door een ons getekend constructief element loopt. Echt niet dat daar in zo’n element iets mee wordt gedaan. Bovendien worden over dit soort zaken vaak aparte afspraken en specificaties opgesteld, buiten het model om. Interessant wordt het als ook deze detailinformatie aan het model wordt gekoppeld, maar vooralsnog is dat zelden het geval.
Ons devies is dus: bedenk goed hoe de informatie uit een model in de uitvoering wordt gebruikt en neem alleen dat op wat daadwerkelijk nodig is.
Er wordt terecht veel energie gestoken in het opzetten van BIM-modellen. Ook wordt er uitvoerig nagedacht over het proces. Er zijn omvangrijke protocollen geschreven, er is een ILS opgesteld. Maar daarmee hebben nog niet geborgd dat het BIM-proces altijd op de juiste manier wordt ingevuld, dat de juiste dingen door de juiste persoon en op het juiste moment worden gedaan. Als we hier goede afspraken over maken en we verantwoordelijkheid neerleggen waar die hoort, kan BIM nog meer betekenen dan dat het nu al doet.
Reacties