Op 1 januari 2017 wordt de factor alfa_p voor funderingspalen met 30% gereduceerd. Globaal betekent dat dat vanaf dan met een lagere capaciteit moet worden gerekend. Over wat exact de consequenties zijn, bestaat echter nog veel onduidelijkheid, zo bleek uit de voordracht van Almer van der Stoel van Crux Engineering op de COBc-dag in Alkmaar.
Er is veel te doen over de nieuwe NEN 9997-1:2016 'Geotechnisch ontwerp van constructies'. Belangrijkste wijziging in deze norm, die sinds afgelopen juni beschikbaar is, is de aanpassing van de paalklassefactoren voor de paalpunt (α_p). Deze is voor alle paaltypen gereduceerd met 30% ten opzichte van de vorige versie van de norm uit 2012. De nieuwe norm moet per 1 januari 2017 door het Bouwbesluit worden aangewezen.
De reden van de verlaging is dat uit onderzoek is gebleken dat funderingspalen veel minder draagvermogen hebben dan eerder werd verondersteld. Aanvankelijk was het zelfs de bedoeling ook de factoren α_s en α_t te reduceren. Maar mede dankzij het nodige protest uit de markt is die wijziging van de baan.
De reductie van α_p hoeft weliswaar niet altijd te leiden tot zwaardere en/of langere palen, maar bij niet al te hoge conusweerstanden zal dit wel het geval zijn. Uiteraard heeft dat een kostenverhogend effect door langere en/of dikkere palen. Daarnaast zal het constructief gedrag wijzigen als gevolg van grotere stijfheden van de fundering en kan zwaarder heiwerk worden verwacht, met potentieel meer overlast van geluid en trillingen.
Er bestaat een mogelijkheid om paalklassefactoren vast te stellen op basis van proefbelastingen. De verwachting was dat er de afgelopen periode ook al de nodige proefbelastingen zouden worden uitgevoerd om ervaring op te doen. Dat is echter nauwelijks het geval. Een van de redenen is dat de Nationale Praktijk Richtlijn (NPR) waarin is opgenomen hoe die proefbelastingen moeten worden uitgevoerd, nog altijd niet definitief is vastgesteld. Bovendien zijn proefbelastingen relatief duur. Zeker bij kleinere projecten maakt dat het uitvoeren ervan zeer onaantrekkelijk.
Behalve voor projectgebonden proeven moet het ook mogelijk zijn om op basis van proefbelastingen voor een heel paaltype de paalklassefactor vast te stellen. Maar hoe dat in de praktijk vorm moet krijgen is niet duidelijk. Geldt dat bijvoorbeeld voor alle leverancier van die palen? Welke paalsystemen zijn 'hetzelfde'? En gaan individuele leveranciers dit oppakken wanneer anderen daarvan kunnen meeprofiteren? Bij in de grond gevormde palen speelt daarbij de uitvoering een belangrijke rol, terwijl niet duidelijk is hoe de kwaliteit en gelijkheid van dergelijke systemen geborgd moet worden.
Ook de consequenties van de ingangsdatum op 1 januari zijn nog niet volledig te overzien. In principe mogen voor aanvragen die vóór 1 januari zijn ingediend de oude factoren worden gehanteerd. Maar wat als je tijdens de berekening nog niet exact weet wanneer de aanvraag zal worden ingediend? Moeten er dan twee berekeningen worden gemaakt? En wat als in een project na 1 januari een paalsysteem wordt gewijzigd? En hoe moet worden omgegaan met palen in bestaande projecten?
Kortom, hoe de wijziging precies gaat uitwerken is nog lang niet helemaal duidelijk. Dat terwijl 1 januari snel nadert.
Lees voor achtergronden het Cement-artikel Veranderende regelgeving paaldraagvermogen.
Reacties