Dat beton krimpt is algemeen bekend en ook in de Eurocode 2 wordt er op diverse plekken aandacht aan besteed. Maar wanneer en hoe je rekening houdt met specifiek de zogenoemde autogene krimp, dat is minder bekend. Op basis van ervaringen van constructeurs en onderzoek van Stutech is daar nu een praktische werkwijze voor voorgesteld. Een uitleg aan de hand van drie voorbeelden.
Als gevolg van krimp ontstaan
vervormingen in beton. Als die
vervormingen zijn verhinderd,
leidt dit tot spanningen
. Wanneer die
spanningen groter zijn dan de treksterkte,
kan dit leiden tot scheuren. Maar ook bij vrije
vervorming kunnen de extra vervormingen
effect hebben, bijvoorbeeld op opleggingen
en voegen. Met krimp moet in het ontwerp
dus goed rekening worden gehouden.
Er zijn diverse vormen van krimp:
chemische krimp, uitdrogingskrimp en au -
togene krimp. Autogene krimp is een eigen -
schap van beton die al vrij lang bekend is en
waar veel onderzoek naar is gedaan. Tot en -
kele jaren geleden was het idee dat autogene
krimp voor 'gebruikelijk' beton (beton dat
dagelijks wordt toegepast in de bouw) vrij
klein is ten opzichte van andere vervormin -
gen, en daarom meestal te verwaarlozen is.
Autogene krimp zou met name voorkomen
bij hogesterktebeton en/of afwijkende en bijzondere betonsoorten, zoals zelfverdich
-
tend beton en recenter ook bij geopolymeer-
beton. Vooral voor deze betonsoorten was
het wenselijk goed inzicht te krijgen in deze
vorm van krimp. De afgelopen jaren kwamen er echter
aanwijzingen dat autogene krimp ook op-
treedt bij de meer gebruikelijke betonsoor-
ten. En dat de autogene krimp groter is dan
gedacht. De vraag rees hoe groot de autogene
krimp nu werkelijk is en of en hoe deze
krimp te beïnvloeden is.
Wat is autogene krimp?
Het begrip autogene krimp wordt al jaren
gebruikt. Toch zijn er verschillende inter-
pretaties over wat autogene krimp precies is.
Als je goed met elkaar wilt communiceren
over het onderwerp, is een heldere definitie
essentieel. Binnen Stutech Studiegroep 69
(zie kader) is de volgende beschrijving
krimp gehanteerd:
Ontwerpen met
autogene krimp
Dat beton krimpt is algemeen bekend en ook in de Eurocode 2 wordt er op diverse
plekken aandacht aan besteed. Maar wanneer en hoe je rekening houdt met specifiek de
zogenoemde autogene krimp, dat is minder bekend. Op basis van ervaringen van
constructeurs en onderzoek van Stutech is daar nu een praktische werkwijze voor voorgesteld.
Een uitleg aan de hand van drie voorbeelden.
Praktische aanpak voor de constructeur
34? CEMENT 5 2024
IR. JEROEN MEIJDAM
Technisch Specialist Mobilis
IR. NICK VERVOORT InnovatiemanagerHeijmans Infra
DR.IR. TON VAN BEEK
Technisch Manager / Sectorcoördinator SKG-IKOBauteurs
1 Praktische aanpak autogene krimp
1
en
?as(t) = 1 ? exp(-0,2t 0,5) (3.13)
Waarin:
?ca autogene krimp
t tijd in dagen
fck karakteristieke cilinder druksterk -
te op 28 dagen
Indien er een risico op scheurvorming door
autogene krimp is, worden in paragraaf 2.3.3
over vervormingen in beton drie suggesties
gedaan om dit te voorkomen:
1 Pas de samenstelling van het betonmengsel
aan.
2 Verminder de verhindering van de vervor-
mingen.
3 Als er toch verhinderingen zijn, houd dan
daar rekening mee in het ontwerp.
Praktische aanpak autogene
krimp
In de praktijk heeft de constructeur beperkt
invloed op de betonsamenstelling. Ook de
betontechnoloog heeft niet veel praktische
knoppen om aan te draaien, zo bleek uit de
Stutech-studie. Maar dit is ook niet altijd
nodig. Om om te kunnen gaan met autogene
krimp, is in de studie een praktische aanpak
ontwikkeld (fig. 1), ondersteund met voor-
beelden voor de constructeur. Door deze
aanpak te volgen, kan goed in beeld worden
gebracht of de autogene krimp tot problemen
leidt, en welke maatregel het verstandigst is
om de negatieve gevolgen te beperken.
Autogene krimp is krimp die plaatsvindt tij-
dens het verhardingsproces van het beton,
zonder dat er interactie plaatsvindt met de
omgeving. Dit houdt in dat:
de krimp die plaatsvindt terwijl het beton
nog verwerkbaar is, niet wordt meegenomen;
er geen vochtuitwisseling met de omgeving
plaatsvindt;
de temperatuur constant wordt veronder-
steld, zodat er geen krimp of zwelling plaats-
vindt door temperatuur. De krimp wordt uitgedrukt in mm/m;
voor krimp wordt een negatieve waarde
gebruikt en voor uitzetting een positieve
waarde.
Autogene krimp volgens
Eurocode 2
Voor het rekenen aan autogene krimp kan
een constructeur gebruikmaken van Euro-
code 2 [1]. Krimp en kruip worden vooral
meegenomen in de gebruikstoestand (SLS).
Alleen in bijzondere gevallen wordt ook ge-
rekend met krimp en kruip in de uiterste
grenstoestand (ULS). Eurocode 2, paragraaf 3.1.4 (Kruip en
krimp) geeft aan welke materiaalgegevens
moeten worden gebruikt. Bij (6) wordt auto-
gene krimp verder ingevuld. Formule 3.11
t/m 3.13 geven aan wat daarvoor de reken -
waarden zijn.
?ca(t) = ?as(t) ?ca(?) (3.11)
waarin:
?ca(?) = 2,5( fck ? 10) 10 -6 (3.12)
CEMENT 5 2024 ?35
Hierbij is het uitgangspunt het probleem bij
de bron aan te pakken.
Risico? De aanpak begint met de vraag of er
sprake is van een risico in een constructie
als er vervormingen door krimp en zwelling
optreden. Voorbeelden van risico-indicatoren
zijn:
Vervormingen kunnen gevolgen hebben
voor de opleggingen.
De dilataties komen te ver open te staan.
Door verhinderde vervormingen kunnen
scheuren ontstaan.
Berekening? Wanneer sprake is van een van
deze indicatoren, kan de bijdrage van de
autogene krimp leiden tot een toename in
het risico. Als dit risico er is, moet worden
begonnen met een berekening volgens de
Euro code 2. Daarnaast moet deze ook wor-
den uitgevoerd met een hoge autogene
krimp. Uit deze beide berekeningen kan
worden bepaald hoe groot de invloed van de
autogene krimp is op de constructie. Daar-
na kan worden besloten of deze invloed te
verwaarlozen is, of dat toch extra maatrege-
len nodig zijn.
Verlagen risico? Als autogene krimp een
risico is, dan zijn er enkele opties om dat
risico te verlagen:
1 andere bouwfasering;
2 reduceren van de verhinderingsgraad
door de constructie aan te passen;
3 onderzoek aan het toe te passen beton -
mengsel.
Door het kiezen van een andere fasering is
het soms mogelijk de gevolgen van de krimp
op de constructie flink te beperken. Voor-
beeld 1 over dwarskrachtdeuvels laat bij-
voorbeeld zien dat als het storten van vloe-
ren in een andere volgorde wordt uitgevoerd,
autogene krimp geen effect meer heeft op
het draagvermogen. Een andere mogelijkheid is de verhin -
deringsgraad van de constructie te beperken.
Bij voorbeeld 2 (kelderwand) zou dit kunnen
door dilataties toe te passen of door dimen -
sies en afmetingen van de constructie te be-
perken. Ook het aanpassen van het statisch
systeem, door het toepassen van flexibele oplegmaterialen in plaats van starre opleg
-
gingen, kan invloed hebben. Een onderzoek aan het betonmengsel
kan inzicht geven in de autogene krimp.
Hierdoor kan van tevoren worden bepaald
of de hoge autogene krimp ook echt optreedt,
of niet. Bij het gebruik van metingen moet er
wel rekening mee worden gehouden dat dit
vaak een momentopname is. Tussen het
moment van het uitvoeren van de metingen
en de daadwerkelijk uitvoering kan veel tijd
zitten. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld de
grondstoffen zijn gewijzigd en daarmee kan
de autogene krimp anders zijn dan ver-
wacht. Verder is het ? als er een risico op
scheurvorming is ? aan te bevelen bij het
gebruik van testgegevens niet alleen de au -
togene krimp te meten, maar ook andere
relevante betoneigenschappen zoals druk -
sterkte, treksterkte en elasticiteitsmodulus,
omdat het samenspel van deze eigenschap-
pen bepaalt of er scheuren ontstaan.
In het algemeen geldt dat kruip de negatieve
gevolgen van krimp kan beperken. De span -
ningen nemen door kruip immers af en
mogelijk daarmee ook de kans op scheur-
vorming. Hier is echter nog weinig over
bekend. Voor meer achtergronden wordt
verwezen naar het Cement-artikel 'Invloed
kruip op autogene krimp' van Klaas van
Breugel van oktober 2023 [2].
Hoge autogene krimp
In het schema staat dat je naast de autogene
krimp volgens de Eurocode 2 ook een bereke-
ning kan doen met een hoge autogene krimp.
Om tot een inschatting van deze hogere
waarde te komen, is gebruikgemaakt van de
data die is verzameld door de Stutech-stu -
diegroep. Het gaat om data verzameld van
laboratoriumproeven die zijn uitgevoerd
volgens het CROW-CUR Beproevingsprotocol
1:2019 ? Autogene krimp [3]. Dit heeft geleid
tot een dataset met 110 betonsamenstellin -
gen. In deze dataset is na 91 dagen grofweg
-0,3 mm/m krimp en +0,1 mm/m uitzetting
te zien (fig. 2). In dit geval past de term 'au -
togene vervorming' dus eigenlijk beter dan
'autogene krimp'. Na een eerste dataverkenning zijn
diverse statistische technieken ingezet om
36? CEMENT 5 2024
relaties te vinden tussen de verschillende
materiaaleigenschappen en de gemeten
autogene krimp. Want als je deze relaties
kent, kun je door het mengsel aan te passen,
sturen op minder autogene krimp. Vanuit
kennis en literatuur over autogene krimp
werden een aantal relaties op voorhand
verwacht, zoals met de druksterkte. Maar er
zijn geen sterke relaties gevonden.
Meestal worden in berekeningen reken -
waarden uit Eurocode 2 gebruikt, waar de
autogene krimp wordt berekend op basis
van de betonsterkteklasse. De autogene
krimp op 91 dagen is volgens de Eurocode 2
voor een C25/30 -0,032 mm/m en loopt op
tot -0,095 mm/m bij een C55/67. Dit zijn re
-
latief lage waarden krimp, omdat hier alleen
de krimp is opgenomen die ook tot spanning
kan leiden [4]. In figuur 3 zijn drie voorbeel
-
den van autogene krimp weergegeven vol -
gens Eurocode 2 en geplot in de data set.
De waarden voor autogene krimp in de Eu -
rocode suggereren dat er sprake is van een
relatief kleine bandbreedte over de verschil -
lende sterkteklassen. De waarden in de da -
taset laten echter zien dat er juist sprake is
van een grote bandbreedte, onafhankelijk
van de sterkteklasse. De vraag met welke waarde moet
worden gerekend, is pas in te vullen als er
specifieke metingen zijn gedaan op het beton
dat in het project wordt gebruikt. Daarom
kan het beter zijn om in een constructiebe-
rekening eerst een gevoeligheidsanalyse uit
te voeren. Op basis van deze analyse kan een
uitspraak worden gedaan over de gemiddelde
waarden en de bandbreedte voor autogene
krimp. Om gevoel te krijgen met de meetwaar-
den uit de dataset is een normaalverdeling
gefit op de autogene vervorming na 91 dagen
(fig. 4). Het gemiddelde ligt op -0,09 mm/m.
In constructieberekeningen wordt vaak
2 Autogene krimp in de tijd van een dataset met 110 betonsamenstellingen
3 Autogene krimp uit de dataset in combinatie met waarden volgens Eurocode
De afgelopen
jaren kwamen
er aanwijzingen
dat autogene
krimp ook
optreedt
bij de meer
gebruikelijke
betonsoorten
STUTECH STUDIEGROEP:
SAMENWERKING
CONSTRUCTEUR EN
BETONTECHNOLOOG
Om betontechnologische factoren te
onderzoeken die van invloed zijn op
autogene krimp, is Stutech Studie-
groep 69 opgericht. In deze cel waren
ook constructeurs actief. De samen-
werking tussen technologen en con-
structeurs bleek essentieel. Want niet
alleen materiaalkundige aspecten,
zoals het effect van betongranulaat op
autogene krimp en het op de juiste
wijze meten, zijn van belang. Het is ook
belangrijk om te weten met welke
waarde in het ontwerp moet worden
gerekend en wat de constructeur moet
voorschrijven aan de betoncentrale.
Het Stutech Studierapport zal voor
Stutech-leden beschikbaar komen op
www.stutech.nl.
2
3
CEMENT 5 2024 ?37
4
5 6
Bij een aanwezig
risico moet een
berekening
worden gemaakt
volgens de
Eurocode 2 én
met een hoge
autogene krimp
4 Normaalverdeling gefit op de autogene krimp uit de dataset 5 Er zijn verschillende soorten typen deuvels
verkrijgbaar. Een voorbeeld van een dwarskrachtdeuvel: de CRET-deuvel, bron: Mavotrans 6 Plattegrond uit voorbeeld 1, met 1, 2 en 3 als stortvolgorde
gebruikgemaakt van een 5% overschrijdings-
kans. De rekenwaarde zou in dit geval
-0,26 mm/m bedragen. Let op: deze waarde
kan niet als algemeen geldend worden be-
schouwd. In de volgende voorbeelden is wel
gebruikgemaakt van deze waarde om het
effect van autogene krimp op de berekening
te laten zien.
Voorbeelden
Met drie hierna volgende voorbeelden wordt
toegelicht dat in een aantal gevallen de in -
vloed van autogene krimp in de berekening
niet kan worden verwaarloosd.
Voorbeeld 1 ? Dwarskrachtdeuvel? In ge-
bouwen met een behoorlijke lengte wordt
gewoonlijk een dilatatie aangebracht. Ter
plaatse van deze dilatatie wordt dan een
voegprofiel toegepast en vaak ook deuvels
(fig. 5). Deuvels hebben als groot voordeel dat
er een verticale en horizontale (evenwijdig
aan de voeg) krachtsoverdracht kan plaats-
vinden, maar dat de constructie haaks op
de voeg (in de richting van de deuvels) kan
uitzetten en krimpen. Als voorbeeld beschouwen we een gebouw
met een L-vormige plattegrond, met de
grootste vleugel van 70 m lang (fig. 6). Om de
stabiliteit van deze vleugel te waarborgen
worden twee stabiliteitskernen toegepast.
De vloer draagt af op kolommen en de sta -
biliteitskernen. Eventuele temperatuurver-
vormingen tijdens het gebruik worden op-
genomen in de dilatatie. Omdat hier sprake
is van een binnenklimaat wordt ervan uit-
gegaan dat deze temperatuurvervormingen
beperkt zijn. De vloeren worden in de volgorde ge-
stort zoals in figuur 6 aangegeven. Na het
storten krimpen de vloeren door drie oorza -
ken:
afkoeling van de vloer na het hydrateren
van het beton;
autogene krimp;
uitdrogingskrimp.
In de berekening is uitgegaan van een auto-
gene krimp van -0,26 mm/m, wat overeen -
komt met de 95% overschrijdingskans van
autogene krimp uit de Stutech-database.
Met deze waarde is gerekend omdat de
38? CEMENT 5 2024
krimp invloed heeft op de benodigde sterkte
van de dwarskrachtdeuvel. De krimp van de tweede moot staat in
figuur 7. Na 25 dagen wordt de derde moot
gestort. De krimp van deze stort geeft een
vergelijkbaar beeld (fig. 8). Door de krimp van de beide storten te vermenigvuldigen met de lengte van de mo-
ten wordt een beeld verkregen van de totale
verkortingen en daarmee ook van de ver-
plaatsing van de voeg (fig. 9). De berekenende voegbeweging na 120
dagen bedraagt 38 mm. Als we in deze bere-
kening uit zouden gaan van de autogene
7
7 Krimp na storten tweede moot
8 Krimp na storten derde moot
9 Totale vervorming in de voeg
8
9
CEMENT 5 2024 ?39
krimp conform Eurocode, wordt een voeg-
beweging gevonden van 27 mm. Uit praktische overwegingen wordt
een initiële voegbreedte toegepast van 10 mm.
Dit levert de volgende ontwerpwaarden op
de voegbreedtes:
totale krimp met een sutogene krimp con -
form Stutech-database: 48 mm;
totale krimp met een autogene krimp
conform Eurocode 2: 37 mm (C30/37).
Het verschil in voegbreedte is daarmee dus
circa 30%. Een dergelijk groot verschil heeft zeker
invloed op de sterkte van de deuvels. De be-
lasting bestaat met name uit dwarskracht,
die resulteert in een buigend moment in de
deuvel (fig. 10). Met name dit buigend mo-
ment is bepalend voor de sterkte van de
deuvels. Uit de gegevens aangeleverd door
de leverancier van de deuvels volgt dat een
reductie van de sterkte van de deuvel circa
15% bedraagt.
Een manier om de krimp en daarmee de
extra belasting op de deuvels te reduceren, is
door de stortvolgorde te wijzigen. Als stort 1
als laatste gedaan wordt, dan zal de vervor-
ming bij de deuvels aanzienlijk kleiner zijn.
Voorbeeld 2 ? Krimpwapening in een kelder -
wand? Als voorbeeld waarbij de autogene
krimp invloed heeft op de toe te passen wape
-
ning wordt een kelderwand beschouwd, die
wordt gestort op een eerder gestorte betonnen keldervloer. Nadat de wand gereed is, wordt
deze belast op grond en waterdruk (fig. 11).
Omdat twee delen op twee verschillen -
de tijdstippen worden gestort, treedt er een
verschil in krimp op tussen de twee con -
structiedelen. In dit voorbeeld wordt de wa -
pening berekend volgens de CROW-methode,
of zoals aangegeven in [5]. Deze methoden
zijn hetzelfde en gaan ervan uit dat bij ver-
hinderde vervorming de scheurwijdte enkel
afhankelijk is van de geometrie en de trek -
sterkte van het beton. De krimp bepaalt uit-
sluitend de hoeveelheid scheuren, maar niet
de scheurwijdte, omdat het hier om een on -
voltooid scheurenpatroon gaat. Daarom
heeft de autogene krimp geen invloed op de
scheurwijdte en de hoeveelheid krimpwape-
ning. In de gebruiksfase wordt de kelder
belast door uitwendige belasting uit grond
en waterdruk. De gronddruk wordt in twee
richtingen afgedragen, zowel horizontaal als
verticaal. De wapening wordt hier gewoon -
lijk op ontworpen. Door deze belastingen
neemt de rek in het beton toe en ontstaat
een voltooid scheurenpatroon. Een toename
van de rek zal dan leiden tot grotere scheu -
ren, het aantal scheuren blijft gelijk. In dit
geval moet ook bij de scheurwijdtecontrole
van de horizontale wapening rekening wor-
den gehouden met de invloed van verhin -
derde krimp, en daarmee ook verhinderde
autogene krimp. In horizontale richting
wordt de krimp immers verhinderd door de
De waarden in
de dataset laten
zien dat er spra -
ke is van een
grote
bandbreedte,
onafhankelijk
van de
sterkteklasse
10 Krachtswerking in een deuvel
11 Bovenaanzicht en doorsnede van kelder uit voorbeeld 2
11 10
40? CEMENT 5 2024
keldervloer, en in verticale richting kan de
kelderwand vrij verkorten. Om snel inzichtelijk te maken welke
invloed de autogene krimp op de horizonta -
le wapening heeft, wordt uitgegaan van de
grafiek 7.103N uit NEN EN 1992-3 [6] (fig. 12).
Uitgegaan wordt van wapening Ø20 mm,
betonstaal FeB500B en een toelaatbare
scheurwijdte van 0,2 mm. Verder geldt dat
bij een voltooid scheurenpatroon de hoe-
veelheid benodigde wapening recht evenre-
dig toeneemt met de optredende rek. De
toename van autogene krimp in verhouding
met de optredende rek in het staal bepaalt
de hoeveelheid extra wapening als gevolg
van de autogene krimp.
Uit de grafiek in figuur 12 volgt dat bij
staafdiameter Ø20 mm en een toelaatbare
scheurwijdte van 0,2 mm de spanning in de
wapeningsstaaf niet groter mag zijn dan
200 N/mm
2. De daarbij behorende rek be-
draagt
?s/Es = 200/210.000 = 0,95? oftewel
0,95 mm/m. In geval van een hoge autogene krimp
van -0,26 mm/m na 91 dagen is 0,26/0,95 =
circa 30% extra wapening nodig om de
scheurwijdte als gevolg van de autogene
krimp te beheersen. Deze 30% extra wape-
ning is natuurlijk niet zomaar te verwaarlo-
zen. Maar hier horen wel een paar belangrij-
ke kanttekeningen bij. Deze wapening mag
worden gereduceerd bij een verhinderings-
graad lager dan 100%. In geval van een ver-
hinderingsgraad van 50% is 15% extra krimpwapening nodig als gevolg van de
autogene krimp, en geen 30%. Deze lagere
verhinderingsgraad is bijvoorbeeld te ver-
krijgen door dilatatievoegen toe te passen. Ook zal een deel van deze spanningen
weg relaxeren, als gevolg van het kruipen
van het beton. De kruip als gevolg van auto-
gene krimp is in dit voorbeeld erg bepalend.
Helaas is hier nog geen waarde voor vastge-
steld en kan nog geen waarde aangehouden
worden voor relaxatie.
Voorbeeld 3 ? Verhardingsbeheersing? Om
vast te stellen of scheurvorming tijdens de
verharding een risico is, is soms een verhar-
dingsbeheersingberekening wenselijk. Deze
bestaat uit een berekening van de tempera -
tuurontwikkeling, de sterkteontwikkeling en
de vervormingen tijdens de verhardingsfase.
Ook wordt daarbij een schatting gedaan van
de mate waarin de optredende verkorting
wordt verhinderd, de zogenoemde verhin -
deringsgraad. Op basis van deze eigen -
schappen wordt bepaald of het beton
scheurt in de eerste weken na de stort. In -
dien de verwachting is dat krimpscheuren
optreden, kan worden besloten om krimp-
wapening toe te passen, of tijdens de ver-
harding het beton te koelen.
Tijdens deze verhardingsfase zal de au -
togene krimp zich ook al manifesteren. Indien
we uitgaan van de hoge autogene krimp, de
95% overschrijdingskans van de meetwaar
-
den, dan vinden we de grafiek in figuur 13.
12 Relatie staafdiameter, scheurwijdte en spanning (7.103N uit NEN EN 1992-3)
12
CEMENT 5 2024 ?41
Autogene krimp hoog
Uit deze grafiek volgt dat na 12 dagen ver-
harding al een autogene krimp is opgetre-
den van 0,15 mm/m. En dat is vergelijkbaar
met een 'temperatuursval' van 15 °C. Dit is
op geen enkele manier te verwaarlozen. Be-
langrijk hierbij is ook dat de autogene krimp
niet weg te koelen is, wat bij verhardingsbe-
heersing wel gedaan wordt om de krimp
door de temperatuurval te voorkomen.
Maar ook hier geldt: de kruip is mede bepa -
lend of er scheurvorming optreedt of niet.
En ook hier geldt weer dat de invloed van
autogene krimp op deze kruip nog weinig
bekend is.
Conclusies en aanbevelingen
Gebruikelijk wordt in het ontwerp uitgegaan
van de waarden voor autogene krimp zoals
gegeven in Eurocode 2. De gemeten waarden
in de database van Stutech laten een ander
beeld zien. De gemiddelde gemeten waarde
is voor normale sterkteklassen ongeveer
tweemaal zo groot als de in de Eurocode.
Ook de bandbreedte blijkt groot te zijn. Er
wordt een waarde voor de 95% overschrij-
dingskans gevonden die vijfmaal hoger ligt
dan de in de Eurocode gegeven waarde. Maar
ook wordt in enkele metingen autogene zwel
gevonden. Een onderzoek naar het kruipge-
drag als gevolg van de autogene krimp is
niet gedaan.
Wat betekent dit nu voor de constructeur?
Uit een aantal voorbeeldberekeningen volgt
dat de invloed van de autogene krimp op het ontwerp van diverse type constructies be-
perkt is, maar ook niet geheel kan worden
verwaarloosd. In enkele gevallen moet hier
wel degelijk rekening mee worden gehou -
den. De constructeur zal ook moeten beoor-
delen of kruip een grote invloed heeft op de
resultaten. Vanwege de gemeten waarden in de
dataset van Stutech wordt geadviseerd om,
als autogene krimp een rol speelt in het ont-
werp, eerst een gevoeligheidsanalyse te doen.
Als blijkt dat de autogene krimp veel invloed
heeft op het ontwerp, wordt voorgesteld of -
wel het ontwerp, ofwel de uitvoeringsmetho-
de (stortfasering) aan te passen, ofwel de te
verwachten autogenen krimp te laten onder-
zoeken.
Met dit artikel en het genoemde rapport
hopen we dat we de constructeur wat in -
zicht en handvatten hebben gegeven bij het
kwantificeren van de invloed van autogene
krimp op het ontwerp.
13 Voorbeeld autogene krimp tijdens verhardingsfase (voorbeeld 3)
LITERATUUR
1?NEN-EN 1992-1-1 Eurocode 2:
Ontwerp en berekening van
betonconstructies ? Deel 1-1: Algemene
regels en regels voor gebouwen.
2?Breugel. K. van, Invloed kruip op
autogene krimp. Cement 2023/7.
3?CROW-rapport '1:2019
Beproevingsprotocol autogene krimp'.
4?Properties of Concrete for use in
Eurocode 2. The Concrete Centre.
5?Breugel. K. van, Betonconstructies
onder Temperatuur en
Krimpvervormingen. ENCI Media, 2008.
6?NEN-EN 1992-3 Eurocode 2: Ontwerp
en berekening van betonconstructies
? Deel 3: Constructies voor keren en
opslaan van stoffen.
13
42? CEMENT 5 2024
Reacties