Staalvezelbeton getoetst
COBc heeft toetsingshulpmiddel ontwikkeld
1 Uitvoering staavezelbetonvloer
1
46? CEMENT 7 20 21
Een van de alternatieven voor
wapeningsstaal in beton is het
toepassen van staalvezels
. De eerste
toepassing van staalvezelbeton (SVB) dateert
van het begin van de 20e eeuw. Sinds die tijd
wordt veel geëxperimenteerd, worden test-
methoden ontwikkeld en rekenmodellen
opgesteld. De regelgeving die in Nederland
beschikbaar is komt ook uit deze periode.
Het meest bekend is CUR-Aanbeveling 111
'Staalvezelbeton bedrijfsvloeren op palen ?
dimensionering en uitvoering' (verder: CUR
111). Daarnaast zijn de CUR-rapporten C245
'Staalvezelbeton, kennis en kennisleemte' en
C246 'Staalvezelbeton, inventarisatie van
regelgeving' beschikbaar. Sindsdien is de toepassing, kennis en
ervaring met staalvezelbeton fors toegeno-
men. De regelgeving in Nederland is daarbij
echter achtergebleven, zeker ten opzichte
van de ons omringende landen. Onder an-
dere de DAfStb-Richtlinie Stahlfasernbeton
(Duitsland), fib Modelcode 2010 (internatio-
naal) en CNR-DT 204/2006 (Italië) zijn be-
kende voorschriften. In de volgende versie
van NEN-EN 1992-1-1 (Eurocode 2) zal staal-
vezelbeton ook worden opgenomen.
Toetsingshulpmiddel
In Nederland is vooral de toepassing van
staalvezelbeton in industriële vloeren be-
kend. Vanuit de markt bestaat er echter
steeds meer vraag naar toepassing in andere
constructies, zoals funderingen en begane-
grondvloeren. Het 'Toetsingshulpmiddel
voor Staalvezelbeton voor Funderingscon- structies' kan daarbij een hulpmiddel zijn.
Het document is bedoeld om handvatten te
geven aan constructeurs en gemeenten over
hoe om te gaan met staalvezelbeton en welke
rekenregels moeten worden aangehouden.
Het toetsingshulpmiddel (ook wel
richtlijn genoemd) is geen norm, maar is
wel geaccordeerd door de NEN Normcom-
missie 'TGB Betonconstructies'. In de richt-
lijn zijn per artikel van NEN-EN 1992-1-1
(Eurocode 2) toevoegingen opgenomen. In dit artikel word de inhoud van de
richtlijn nader toegelicht.
Toepassingsgebied toetsings-
hulpmiddel
Het toepassingsgebied van de richtlijn is
specifiek en sluit aan op de wensen vanuit
de markt. De richtlijn heeft betrekking op
funderingsstroken, funderingsbalken, fun-
deringsplaten en beganegrondvloeren van
woningen en utiliteitsgebouwen in gevolg-
klasse CC1 of CC2a in staalvezelbeton ?
eventueel in combinatie met betonstaal ?
waaronder zich geen verblijfsruimte
bevindt. Indien gevolgklasse CC2a van toe-
passing is, is het toepassingsgebeid beperkt
tot een bouwwerk van maximaal een bouw-
laag hoog. De fundering kan zowel op staal
als op palen zijn uitgevoerd. Een uitzondering vormen constructie-
onderdelen waar lokaal grote krachten op-
treden en de buigtheorie volgens Bernouilli
niet van toepassing is. Veelal zijn dit gedron-
gen constructies. Dit betreft onder andere
tanden, gedrongen poeren en inkassingen.
ING. CHRISTIAAN VEENINK
Senior Adviseur Bouwtechniek conStabiel auteur
Bij toepassing van staalvezelbeton wordt veel gebruikgemaakt van CUR-Aanbeveling 111 voor
toepassing bij bedrijfsvloeren op palen. Er is echter steeds meer vraag naar toepassing in
andere constructies. Om die reden is in een samenwerking tussen COBc en de industrie het
document 'Toetsingshulpmiddel voor Staalvezelbeton voor Funderingsconstructies' opgesteld.
CEMENT 7 2021 ?47
250
150
25025 150
25
A
F/b
75 75
doorsnedeA-A
A
F
last F
CMOD [mm]
CMOD 1 = 0,5
F
1F2
F3
F4
CMOD 2 = 1,5 CMOD 3 = 2,5 CMOD 4 = 3,5
2 Driepuntsbuigproef
3 Schematische weergave driepuntsbuigproef
4 Voorbeeld van een F-CMOD-relatie voor staalvezelbeton
TOETSINGSHULPMIDDEL
Het 'Toetsingshulpmiddel voor Staalve-
zelbeton voor Funderingsconstructies' is
te downloaden op www.cobc.nl. Daar zijn
ook een aantal voorbeeldberekeningen
beschikbaar.
BETROKKENEN
Aan het opstellen van het Toetsings-
hulpmiddel hebben deelgenomen:
Anne Hoekstra, Bart Wight, Christiaan
Veenink, René Braam (rapporteur),
Marco Labeur (voorzitter), Mohammed
Al-Saadi, Aïda Jusufagic, Ron Kerp
(secretaris) en Jos Vermeeren (corres-
ponderend lid).
2
3
4
48? CEMENT 7 20 21
CMOD (mm)
Drukkracht
R1F
F3F
CMOD1 = 0,5 CMOD3 = 2,5
LOPF
Bij deze constructies mag alleen de bijdrage
aan de treksterkte door betonstaal in reke-
ning worden gebracht.De richtlijn is alleen van toepassing
voor staalvezelbeton met getrokken draad-
vezels.
Aanpak berekening staalvezel-
beton
Het toevoegen van staalvezels aan beton
zorgt ervoor dat er een zogenoemde na-
scheur buigtreksterkte ontstaat: direct na
het ontstaan van de eerste scheur in het be-
ton nemen de staalvezels de trekspanningen
op. Staalvezels zijn niet zo generiek als be-
tonstaal. Vorm, lengte, treksterkte en dose-
ring hebben allen invloed op de sterkte van
het staalvezelbeton. Daarom is het bepalen
van de constructieve eigenschappen iets
complexer dan voor gewapend beton. Een belangrijk aspect van staalvezel-
beton is de te gebruiken na-scheur
trekspanning-rekrelatie. Deze relatie krijgt
dan ook veel aandacht in de richtlijn. De
basis hiervoor zijn de uitkomsten van drie-
puntsbuigproeven op SVB-balkjes (conform
NEN-EN 14651). Bij deze test wordt een
proefbalkje belast met een puntlast in het
midden (foto 2, fig. 3). In het midden van de
overspanning is het balkje aan de onderzijde
voorzien van een zaagsnede. Bij de optre-
dende kracht wordt de toename van de opening van de zaagsnede gemeten, de
zogenoemde CMOD (crack mouth opening
displacement) (fig. 4). De kracht-scheurope-
ningrelaties worden omgerekend tot span-
ning-rekrelaties.
De gekozen aanpak is aan de fib Model
Code 2010 ontleend. Bij het opstellen van de
richtlijn is ervoor gekozen de spanning-rek-
relatie uit de Model Code 2010 te vereenvou-
digen. Dit maakt de tekst van de richtlijn
enerzijds korter en sneller te doorgronden
en leidt anderzijds tot een voor praktijkbe-
rekeningen geschikt resultaat dat een voor
constructieve berekeningen voldoende
nauwkeurige weergave van het werkelijke
gedrag is.
CMOD
Staalvezelbeton vertoont lineair elastisch
gedrag tot de kracht F
LOP. Dit is de grootste
kracht in het gebied tussen CMOD = 0,00 mm
en CMOD = 0,05 mm, oftewel de op te nemen
kracht tot het moment van de eerste scheur.
Voor de spanning f
LOP bij deze kracht geldt: Formule 1
= LOP
LOP 2sp
3
2Fl f bh
Formule 2
= 1
12sp
3
2 R Fl f bh
Formule 3
= 3
32sp
3
2 R Fl f bh
Formule 4
() = + u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3 0, \f 0, 2 0 CMOD
\b
ff f f f
Formule 5
== 1
SLS
cs cs
CMOD 0, \f ll
Formule 6
???? == ??????
u
ULS fu
cs cs 2, \f min \b
ll
Formule 7
() ?? ?? = + ¨¸¨¸
¨¸
©¹
©¹ Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk 0,18
100 1 7, \f 1, 6 f
Vk bd bd f
Formule 8
() = + u Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k 3 0, \f 0, 2
CMOD \b
ff f f f
Formule 9
??= + ??
?? Ftu,k Rd,f Rd,c Rd,c sf 1, 6 f
Formule 10
=ft cs
\b l
Voor de rekenmodellen worden de spannin-
gen gebruikt, die zijn gemeten bij CMOD
1 =
0,5 mm en CMOD
3 = 2,5 mm (fig. 5). Door
twee karakteristieke scheuropeningen te
gebruiken, wordt een voor het materiaal
5 Voor de rekenmodellen worden de spanningen gebruikt, die zijn gemeten bij CMOD 1 = 0,5 mm en CMOD 3 = 2,5 mm
De na-scheur
sterkte van
staalvezelbeton
kan worden
uitgedrukt in
een sterkteklasse
5
CEMENT 7 2021 ?49
Het principe van
de doorsnede-
berekening is
niet anders dan
bij traditioneel
gewapend beton
zig bij de producenten van de staalvezels
zelf. Zij hebben een uitgebreide database
met testresultaten van de eigen vezels en
kunnen op basis daarvan een vezel en dose-
ring kiezen die passen bij de voorgeschreven
sterkteklasse.
Als vooraf bekend is welk type vezels
en welke dosering wordt toegepast is het
ook toegestaan om niet te werken met een
sterkteklasse, maar direct te rekenen met
de karakteristieke ondergrenswaarden van
de f
R1 en f R3 conform de testresultaten. De
toegepaste staalvezels moeten wel voldoen
aan de BRL 5061 ? Staalvezels voor toepas-
sing in beton en mortels.
De materiaalfactor voor staalvezel-
beton is gesteld op
?sf = 1,5. Dit is hoger dan
de materiaalfactor voor staalvezelbeton in
bedrijfsvloeren, deze is in CUR 111 gesteld op
1,25.
Doorsnedeberekeningen uiterste
grenstoestand
Voor de doorsnedeberekeningen van het
staalvezelbeton moeten de gegevens con-
form de sterkteklasse of de resultaten van
de buigproef worden omgerekend tot een
vereenvoudigde na-scheur trekspanning-
scheurwijdterelatie. In die relatie zijn twee punten belang-
rijk: f
Fts en f Ftu, de na-scheur trekspanning bij
respectievelijk de scheurwijdte van 0,5 mm
en de scheurwijdte van 2,5 mm. Bij een na-scheur trekspanning f
Fts is
de scheurwijdte gelijk aan CMOD
1 (= 0,5 mm).
Deze spanning wordt ontleend aan de na-
scheur buigtreksterkte f
R1.
f
Fts = 0,45 f R1
Bij een na-scheur trekspanning f
Ftu is de
scheurwijdte gelijk aan w
u (uiterste grens-
toestand). De maximale scheurwijdte die
daarbij wordt geaccepteerd is w
u = 2,5 mm,
gelijk aan CMOD
3. Deze na-scheur trekspan-
ning f
Ftus is gelijk aan:
() u
Ftu Fts Fts R 3 R1
3 0, 5 0, 2 0 CMOD
w ff f f f = +
Tussen de buigtreksterkten f Fts en f Ftu mag
een rechtlijnige spanning-scheurwijdte-
relatie worden aangehouden (fig. 6). Indien
representatieve trekspanning-rekrelatie
verkregen. Voor de spanningen bij de krach-
ten gemeten bij CMOD
1 en CMOD 3 geldt:
Formule 1
= LOP
LOP 2sp
3
2Fl f bh
Formule 2
= 1
12sp
3
2 R Fl f bh
Formule 3
= 3
32sp
3
2 R Fl f bh
Formule 4
() = + u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3 0, \f 0, 2 0 CMOD
\b
ff f f f
Formule 5
== 1
SLS
cs cs
CMOD 0, \f ll
Formule 6
???? == ??????
u
ULS fu
cs cs 2, \f min \b
ll
Formule 7
() ?? ?? = + ¨¸¨¸
¨¸
©¹
©¹ Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk 0,18
100 1 7, \f 1, 6 f
Vk bd bd f
Formule 8
() = + u Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k 3 0, \f 0, 2
CMOD \b
ff f f f
Formule 9
??= + ??
?? Ftu,k Rd,f Rd,c Rd,c sf 1, 6 f
Formule 10
=ft cs
\b l
Formule 1
= LOP
LOP 2sp
3
2Fl f bh
Formule 2
= 1
12sp
3
2 R Fl f bh
Formule 3
= 3
32sp
3
2 R Fl f bh
Formule 4
() = + u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3 0, \f 0, 2 0 CMOD
\b
ff f f f
Formule 5
== 1
SLS
cs cs
CMOD 0, \f ll
Formule 6
???? == ??????
u
ULS fu
cs cs 2, \f min \b
ll
Formule 7
() ?? ?? = + ¨¸¨¸
¨¸
©¹
©¹ Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk 0,18
100 1 7, \f 1, 6 f
Vk bd bd f
Formule 8
() = + u Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k 3 0, \f 0, 2
CMOD \b
ff f f f
Formule 9
??= + ??
?? Ftu,k Rd,f Rd,c Rd,c sf 1, 6 f
Formule 10
=ft cs
\b l
waarin:
l = de overspanning van het balkje (500 mm,
conform EN 14651)
b = de breedte van het balkje (150 mm)
h
sp = de hoogte van het balkje boven de zaag-
snede (50 ? 25 = 125 mm)
SVB sterkteklasse
De na-scheur sterkte van staalvezelbeton
kan worden uitgedrukt in een sterkteklasse.
Hierbij zijn karakteristieke waarden van
toepassing, dus f
R1,k en f R3,k. De resultaten
van de buigproeven moeten daartoe statis-
tisch worden geanalyseerd conform bijlage
A van BRL 5073 ? Vezels voor toepassing in
beton en mortel. Indien er minimaal 35
buigproeven beschikbaar zijn, kan de karak-
teristieke ondergrenswaarde (5%) van de
na-scheur buigtreksterkte van het staalve-
zelbeton worden bepaald door 0,6 (= K
k,max )
maal de gemiddeld gemeten na-scheur
buigtreksterkte te nemen (dus K
k,max fR1,k
resp. K
k,max fR3,k).
De sterkteklasse bestaat uit een getal
gevolgd door een letter, bijvoorbeeld 4c.
Het getal staat voor karakteristieke onder-
grenswaarde f
R1,k, de letter staat voor de
verhouding tussen f
R3,k en f R1,k (a t/m e voor
verschillende verhoudingen). Voorbeeld:
de sterkteklasseclassificatie 4c wijst op een
f
R1,k = 4,0 ? 5,0 N/mm² en f R3,k / f R1,k = 0,9 ? 1,1.
Op basis van zo'n sterkteklasse kan
een constructeur onafhankelijk van staal-
vezeltype en dosering een staalvezelbeton
voorschrijven en een doorsnedeberekening
maken. Deze werkwijze is in de ons omrin-
gende landen gebruikelijk. Betoncentrales
zijn daar gecertificeerd en kunnen op basis
van die certificering de gevraagde sterkte-
klasse leveren. In Nederland bestaat de mogelijkheid
tot certificeren ook. Door gebrek aan vraag
is er momenteel echter geen enkele centrale
meer gecertificeerd. De kennis is wel aanwe-
50? CEMENT 7 20 21
? (?)
f (N/mm )
Fts,df
2
SLS? ULS?
Ftu,df
Ft0,df
? (?)
f (N/mm )
Fts,df
2
SLS? ULS?
Ftu,df
Ft0,df
? (?)
f (N/mm )
Fts,df
2
SLS? ULS?
Ftu,df
Ft0,df
? (?)
f (N/mm )
Fts,df
2
SLS? ULS?
Ftu,df
Ft0,df
Ncu
Nct Ns
Ft0,d
hoogte
y (h=xu)
xu
?'cu
?s
?
f
Ftu,df
cdf
z
z
z
staalvezel
beton
wapening
Fts,df
ULS
?SLS
fFts > f Ftu dan is sprake van na-scheur softe-
ning (fig. 6a), indien f
Fts < f Ftu is sprake van
na-scheur hardening (fig. 6b). De bij de na-scheur buigtreksterkte
behorende rekken volgen uit de hierbij op-
tredende scheurwijdte en de karakteristieke
lengte l
cs van het constructie-element.
Formule 1
= LOP
LOP 2sp
3
2Fl f bh
Formule 2
= 1
12sp
3
2 R Fl f bh
Formule 3
= 3
32sp
3
2 R Fl f bh
Formule 4
() = + u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3 0, \f 0, 2 0 CMOD
\b
ff f f f
Formule 5
== 1
SLS
cs cs
CMOD 0, \f ll
Formule 6
???? == ??????
u
ULS fu
cs cs 2, \f min \b
ll
Formule 7
() ?? ?? = + ¨¸¨¸
¨¸
©¹
©¹ Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk 0,18
100 1 7, \f 1, 6 f
Vk bd bd f
Formule 8
() = + u Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k 3 0, \f 0, 2
CMOD \b
ff f f f
Formule 9
??= + ??
?? Ftu,k Rd,f Rd,c Rd,c sf 1, 6 f
Formule 10
=ft cs
\b l
Formule 1
= LOP
LOP 2sp
3
2Fl f bh
Formule 2
= 1
12sp
3
2 R Fl f bh
Formule 3
= 3
32sp
3
2 R Fl f bh
Formule 4
() = + u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3 0, \f 0, 2 0 CMOD
\b
ff f f f
Formule 5
== 1
SLS
cs cs
CMOD 0, \f ll
Formule 6
???? == ??????
u
ULS fu
cs cs 2, \f min \b ll
Formule 7
() ??
?? = + ¨¸¨¸
¨¸
©¹
©¹ Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk 0,18
100 1 7, \f 1, 6 f
Vk bd bd f
Formule 8
() = + u Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k 3 0, \f 0, 2
CMOD \b
ff f f f
Formule 9
??= + ??
?? Ftu,k Rd,f Rd,c Rd,c sf 1, 6 f
Formule 10
=ft cs
\b l
Bij staalvezelbeton zonder betonstaal geldt:
l
cs = h
Bij staalvezelbeton met betonstaal geldt:
l
cs = min (s rm, ?), lcs = h is hier een veilige
aanname. Tot slot zijn er nog twee factoren die invloed
hebben op de toelaatbare na-scheur buig-
treksterkte in de doorsnede. Dit betreft de
vezeloriëntatie (K
F
f) en de elementgrootte
(K
G f). Deze factoren kunnen in rekening
worden gebracht conform de voorschriften
in de richtlijn.
Met deze uitgangspunten zijn alle gegevens
beschikbaar voor een lineair spanning-rek-
relatie waarmee de doorsnede kan worden
doorgerekend (fig. 7). Het principe van de
doorsnedeberekening is niet anders dan bij
traditioneel gewapend beton. Er komt alleen
de invloed bij van de na-scheur buigtrek-
sterkte van het staalvezelbeton.
6 Spanning-rekdiagram bij na-scheur hardening (a) en na-scheur softening (b)
7 Spanning-rekrelatie betondoorsnede ULS (stippellijn betreft hardening gedrag)
6a
7
6b
CEMENT 7 2021 ?51
Minimale wapening
In staalvezelbeton is in sommige situaties
ook een minimale hoeveelheid betonstaal
vereist. Als de rekenwaarde van het buigend
moment rekenkundig niet leidt tot scheur-
vorming (scheurmoment conform NEN-EN
1992-1-1 9.2.1.1 (1)), dan moet worden gecon-
troleerd of de doorsnede met staalvezels
tenminste de rekenwaarde van het buigend
moment kan opnemen. Dit eventueel in
combinatie met wapeningstaal.Als de rekenwaarde van het buigend
moment rekenkundig wel leidt tot scheur-
vorming, dan moet een minimale hoeveel-
heid traditionele wapening worden toege-
past die tenminste het scheurmoment van
de doorsnede kan opnemen. Tevens moet
worden gecontroleerd of de doorsnede met
betonstaal en staalvezels de rekenwaarde
van het buigend moment kan opnemen. Indien de fundering is ondersteund
door funderingspalen, dan moet boven
deze palen altijd de minimale hoeveelheid
traditionele staalwapening te worden toege-
past.
Dwarskracht en pons
De toepassing van staalvezels in beton geeft
een grotere samenhang van het beton. Daar-
mee hebben de staalvezels ook een positief
effect op de afschuifcapaciteit. Dit positieve
effect mag in rekening worden gebracht als
aan de getrokken zijde van de doorsnede
betonstaal aanwezig is. Indien de construc-
tie alleen met staalvezels is gewapend (fibre
only), mag alleen met v
min worden gerekend
(conform Eurocode 2).
Bij dwarskracht geldt dat het staalvezelaan-
deel bij het betonstaalaandeel mag worden
opgeteld. Voor het staalvezelaandeel geldt:
Formule 1
= LOP
LOP2sp
3
2Fl f bh
Formule 2
= 1
12sp
3
2 R Fl f bh
Formule 3
= 3
32sp
3
2 R Fl f bh
Formule 4
() = + u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3 0, \f 0, 2 0 CMOD\b
ff f f f
Formule 5
== 1
SLScs cs
CMOD 0, \f ll
Formule 6
???? == ?????? u
ULS fu
cs cs 2, \f min \b
ll
Formule 7
() ?? ?? = + ¨¸ ¨¸ ¨¸ ©¹ ©¹ Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk 0,18
100 1 7, \f 1, 6 f Vk bd bd f
Formule 8
() = + u Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k 3 0, \f 0, 2
CMOD \b
ff f f f
Formule 9
??= + ??
?? Ftu,k Rd,f Rd,c Rd,c sf 1, 6 f
Formule 10
=ft cs
\b l
Hierbij geldt voor f Ftu,k , zoals eerder is gesteld.
Formule 1
= LOP
LOP 2sp
3
2Fl f bh
Formule 2
= 1
12sp
3
2 R Fl f bh
Formule 3
= 3
32sp
3
2 R Fl f bh
Formule 4
() = + u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3 0, \f 0, 2 0 CMOD
\b
ff f f f
Formule 5
== 1
SLS
cs cs
CMOD 0, \f ll
Formule 6
???? == ??????
u
ULS fu
cs cs 2, \f min \b
ll
Formule 7
() ?? ?? = + ¨¸¨¸
¨¸
©¹
©¹ Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk 0,18
100 1 7, \f 1, 6 f
Vk bd bd f
Formule 8
() = + u Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k 3 0, \f 0, 2
CMOD \b ff f f f
Formule 9
??= + ??
?? Ftu,k Rd,f Rd,c Rd,c sf 1, 6 f
Formule 10
=ft cs
\b l
Bij pons geldt:
Formule 1
= LOP
LOP 2sp
3
2Fl f bh
Formule 2
= 1
12sp
3
2 R Fl f bh
Formule 3
= 3
32sp
3
2 R Fl f bh
Formule 4
() = + u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3 0, \f 0, 2 0 CMOD
\b
ff f f f
Formule 5
== 1
SLS
cs cs
CMOD 0, \f ll
Formule 6
???? == ??????
u
ULS fu
cs cs 2, \f min \b
ll
Formule 7
() ?? ?? = + ¨¸¨¸
¨¸
©¹
©¹ Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk 0,18
100 1 7, \f 1, 6 f
Vk bd bd f
Formule 8
() = + u Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k 3 0, \f 0, 2
CMOD \b
ff f f f
Formule 9
??= + ??
?? Ftu,k Rd,f Rd,c Rd,c sf 1, 6 f
Formule 10
=ft cs
\b l
Duurzaamheid
Duurzaamheid (levensduur) is het onder-
deel waarop staalvezelbeton in Nederland
het meest ter discussie staat. De oorsprong
van deze discussie komt uit CUR 111. CUR
111 stelt dat vanwege onvoldoende inzicht in
de duurzaamheid op lange termijn, na iede-
re gebruiksperiode van 15 jaar de bedrijfs-
vloer moet worden geïnspecteerd. Ten tijde
van het opstellen van deze CUR-Aanbeveling
werd staalvezelbeton nog maar korte tijd op
grotere schaal toegepast in constructieve
toepassingen. Het doel van dit voorschrift
was het verkrijgen van kennis over het
gedrag van staalvezelbeton op langere
termijn. Hierover is ondertussen veel meer
kennis opgedaan. Zowel uit de staalvezeltoe-
passingen in de praktijk als uit onderzoek
naar carbonatiedieptes. Uit de onderzoeken
blijkt dat de carbonatiediepte bij scheuren
tot 0,5 mm in het beton zeer beperkt blijft.
De staalvezels direct aan het oppervlakte
gaan wel corroderen. Door de beperkte dia-
meter van de staalvezels ontwikkelt zich
echter niet voldoende kracht om ook schil-
fers van het beton af te laten knappen.
Doordat de staalvezels zorgen voor meer
samenhang in het beton vergroot dit zelfs de
duurzaamheid van het beton. In de richtlijn
staat dan ook niet iets opgenomen over een
inspectie na een aantal jaar. De eisen met betrekking tot scheur-
vorming en dekking op betonstaal zijn onge-
wijzigd ten opzichte van de Eurocode 2. Er
moet dus door middel van bruikbaarheids-
grenstoestand berekeningen worden aange-
toond dat wordt voldaan aan de maximale
scheurwijdte. Daarbij mag rekening worden
gehouden met de bijdrage van de staalvezels. Bij een agressief milieu moet een
beschermingslaag in rekening worden ge-
bracht. In dat geval mag de na-scheur buig-
treksterkte van het staalvezelbeton in deze
zone niet in rekening worden gebracht. Deze
zone heeft een dikte van 10 mm bij milieu-
klasse XS2 of XD2 en 20 mm bij milieuklas-
ses XS3 of XD3. Deze beschermingslaag mag
niet constructief worden meegenomen en
gaat dus ten koste van de effectieve dikte. Bij
de minder agressieve milieuklasses is een
dergelijke beschermingslaag niet vereist. De eisen met
betrekking tot
scheurvorming
en dekking op
betonstaal zijn
ongewijzigd ten
opzichte van de
Eurocode 2
52? CEMENT 7 20 21
Ncu
Nct Ns
Ft0,k
hoogte
h - x
xu
?'c
?s
f
Fts,kf
c?
z
z
z
staalvezel
beton
wapening
?SLS
Doorsnedeberekeningen bruik-
baarheidsgrenstoestand
Om de scheurwijdte te kunnen controleren
moet ook een berekening van de doorsnede
in bruikbaarheidsgrenstoestand (SLS) wor-
den uitgevoerd. In de bruikbaarheidsgrens-
toestand geldt voor de materiaalfactor
?sf =
1,0. Door de relatief hoge materiaalfactor in
uiterste grenstoestand voor staalvezelbeton
is deze uiterste grenstoestand bij fibre only
staalvezelbeton nooit maatgevend. De bere-
kening leidt in die gevallen tot zeer beperkte
scheurwijdtes. Of het leidt bij een doorsnede-
berekening met de toelaatbare scheurwijdte
tot een toelaatbaar SLS-moment dat hoger
ligt dan het toelaatbare ULS moment. De materiaalfactor voor traditionele
wapening is fors lager (1,15). Daardoor wordt
bij een hybride toepassing (staalvezelbeton
in combinatie met traditionele wapening) de
scheurvorming sneller maatgevend. Hoe
groter het aandeel wapening is, des te groter
wordt de impact op de scheurwijdtes. De doorsnedeberekening in de bruik-
baarheidsgrenstoestand is veel complexer
dan de berekening in uiterste grenstoestand.
Niet alleen de hoogte van de betondrukzone
is onbekend, maar ook de optredende span-
ningen zijn onbekend. Er zijn meer onbe-
kenden dan vergelijkingen. Het spannings-
figuur is dus niet meer op te lossen met een
eenvoudige berekening, maar de oplossing
moet worden gevonden door middel van een
iteratief proces. De sleutel voor de berekening zit in de
spannings-rekrelatie van alle elementen (beton(druk), wapening en staalvezelbeton
(buigtrek) (fig. 8). Is op één punt in de door-
snede de rek bekend, dan blijft er nog maar
één oplossing over waarmee de doorsnede
in evenwicht is. Door de doorsnede te bere-
kenen op basis van de maximaal toelaatbare
rek, is het evenwicht te bepalen. Deze rek
kan worden bepaald aan de hand van de
scheurwijdte en de scheurafstand l
cs. Die
scheurafstand l
cs wordt bepaald conform
artikel 3.6 en is in principe gelijk aan h.
Alleen bij een hybride constructie bestaat de
mogelijkheid om met een berekening aan te
tonen dat die kleiner kan zijn.
Formule 1
= LOP
LOP 2sp
3
2Fl f bh
Formule 2
= 1
12sp
3
2 R Fl f bh
Formule 3
= 3
32sp
3
2 R Fl f bh
Formule 4
() = + u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3 0, \f 0, 2 0 CMOD
\b
ff f f f
Formule 5
== 1
SLS
cs cs
CMOD 0, \f ll
Formule 6
???? == ??????
u
ULS fu
cs cs 2, \f min \b
ll
Formule 7
() ?? ?? = + ¨¸¨¸
¨¸
©¹
©¹ Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk 0,18
100 1 7, \f 1, 6 f
Vk bd bd f
Formule 8
() = + u Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k 3 0, \f 0, 2
CMOD \b
ff f f f
Formule 9
??= + ??
?? Ftu,k Rd,f Rd,c Rd,c sf 1, 6 f
Formule 10
=ft cs
\b l
Vanuit dit uitgangspunt is de doorsnede te
bepalen door middel van een wiskundige
afleiding of een iteratieve berekening.
Krimp
Indien sprake is van een verhinderde ver-
vorming, moet rekening worden gehouden
met krimp- en/of temperatuursbelastingen.
Deze belastingen moeten worden beschouwd
als blijvend en moeten in de bruikbaarheids-
grenstoestand in rekening worden gebracht.
Voor toetsing in de uiterste grenstoestand
geldt dat niet. Controle van de krimpbelas-
ting kan worden uitgevoerd conform CUR-
Aanbeveling 36 (Ontwerpen van elastisch
ondersteunde betonvloeren en -verhardin-
gen) maar dit maakt geen deel uit van de
richtlijn.
8
8 Spanningsfiguur betondoorsnede SLS CEMENT 7 2021 ?53
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20
?
0,000 0,200 0,400 0,600
0,800 1,000 1,200
1,400
?
Spanning-rek diagram staalvezelbeton
1,188
1,125
0,875
190,82
190,821,188 200
185,03
14,97
0,875
88,66
8,74
1,125
17,00
Een doordachte samenstelling van het beton
en een goede nabehandeling geven een flinke
reductie op de optredende krimp. Naast de
gebruikelijke maatregelen in het beton-
mengsel wordt er bij staalvezelbeton ook
vaak voor gekozen om synthetische micro-
kunststofvezels aan het mengsel toe te voe-
gen. Deze kunststofvezels geven een forse
beperking op de scheurvorming door plasti-
sche krimp.
Uitvoering
In de richtlijn zijn aan het eind enkele prak-
tijkadviezen opgenomen. De belangrijkste
worden hier vermeld.
Betonspecie en staalvezels? Het staalvezel-
beton moet op de betoncentrale worden ver-
vaardigd. Indien het staalvezelbeton wordt
geleverd onder KOMO-certificaat op basis
van de BRL 1801 én BRL 5060 zijn geen ver-
dere controles nodig. In de overige gevallen
zijn de onderstaande keuringseisen van
toepassing.
Keuringseisen homogeniteit en buigtrek-
sterkte: per betoncentralegroep minimaal
1x en vervolgens 1x per 250 m³ of minimaal
1x per jaar homogeniteit en buigtreksterkte
toetsen volgens artikel 8.2.4. en 8.2.7. uit de
BRL 5060.
Indien meerdere vestigingen van een be-
drijf worden aangestuurd door een centrale
kwaliteitsdienst, dan kan het onderzoek bij
een vestiging van toepassing worden ver-
klaard op de overige vestigingen, mits de- zelfde betonsamenstelling en type/dosering
staalvezels worden toegepast.
Verder geldt dat voor de stort altijd het be-
tonmengsel en de staalvezels op de leverbon
moeten worden gecontroleerd aan de hand
van de verstrekte constructietekeningen. Bij
afwijking van het betonmengsel of het type
staalvezel kan niet worden gestort zonder
uitdrukkelijke goedkeuring van de hoofd-
constructeur.
Het toevoegen van de staalvezels moet
worden uitgevoerd door de betonleverancier,
met in achtneming van de voorschriften in
hoofdstuk 7.2 van BRL 5060. Bij toevoeging
van staalvezels op de bouwplaats is er onvol -
doende kwaliteitscontrole en vaak onvol-
doende tijd voor een gelijkmatige verdeling
v
an de staalvezels door het betonmengsel.
Afwerken en nabehandelen? Het staalvezel-
beton moet worden aangebracht en ver-
werkt volgens de uitvoeringsnorm beton,
NEN-EN-13670. Tijdens en na het storten
moet een trilnaald met de nodige voorzich-
tigheid worden gebruikt. Het te lang trillen
op één locatie kan leiden tot het ontmengen
van het staalvezelbeton. Gebruik van een
trilnaald wordt aanbevolen bij aansluitingen,
hoeken en ingestorte wapening en voorzie-
ningen. Voor platen heeft het de voorkeur
om het beton af te trillen met een trilspaan.
Direct na het storten moet het staalvezelbe-
ton worden beschermd tegen uitdroging en
bevriezing.
10 9
9 Spanning-rekdiagram staalvezelbeton rekenvoorbeeld 10 Spanningsfiguur betondoorsnede rekenvoorbeeld 54? CEMENT 7 20 21
Bij het opstellen van het toetsingshulpmiddel
zijn ook enkele voorbeeldberekeningen opge-
steld:
Vloer staalvezelbeton fibre only
Vloer staalvezelbeton met hybride wapening
Dwarskracht staalvezelbeton (elastisch
ondersteund)
Pons staalvezelbeton (elastisch ondersteund)
Deze zijn beschikbaar op www.cobc.nl. De
eerste berekening (vloer staalvezelbeton fibre
only) wordt in dit artikel kort toegelicht.
Uitgangspunten
Er wordt uitgegaan van een met alleen met
staalvezels gewapende betonvloer van 200 mm
dik (fibre only). Uitgegaan is van staalvezels
van Bekaert 5D 65/60BG, met sterkteklasse
2,5d.
Constructie
h = 200 mm
elementbr eedte = 6000 mm
A
ct f = 0 ,9 ? elementbreedte ? h
= 1080000 mm 2
KGf = (1, 0 + 0,5 A ct f < 1,50) = 1,5
K
k,max = 0,60
K
F f = 1, 00
waarin:
A
ct f is de oppervlakt
e van de dwarsdoor-
snede van het op trek gescheurde deel
K
G f is de in vloed van de elementgrootte op
de na-scheur buigtreksterkte
K
k,max is de grootste toegestane waarde
voor de verhouding tussen de karakteristieke
ondergrenswaarde en de gemiddelde waarde
van een na-scheur treksterkte
K
Ff is de v ezeloriëntatiefactor (invloed van
de vezeloriëntatie op de na-scheur buigtrek-
sterkte)
Materiaal
beton C30/37
f
ck = 30 N/ mm 2
milieuklasse XC2
st aalvezels
st
erkteklasseclassificatie 2,5d
?
SF = 1, 5 (materiaalfactor staalvezel) ?
cc = 0 ,85 (langeduurfactor beton)
f
R1,m = 4 ,17 N/mm 2
fR3,m = 4 ,58 N/mm 2
fR1,k = K k,max fR1,m = 2,50 N/mm 2
fR3,k = K k,max fR3,m = 2,75 N/mm 2
fFts,k = 0 ,45 f R1,k = 1,125 N/mm 2 (representatief)
f
Ftu,k = f Ts ? (w u / CMOD 3) (0,5 f R3 ? 0,2 f R1,k)
= 0
,875 N/mm 2 (representatief)
l
cs = 200 mm ( h)
?
ULS = 12, 5 ? (op basis van w u;max = 2,5 mm)
w
u = 2, 5 mm
?
SLS = CMOD 1 / lcs = 2,5 ?
Berekening
Drukzone beton
fcd = 17 ,0 N/mm 2
Ncu = 3/ 4 b f cd xu
Trekzone staalvezelbeton
fFts,d = KGf KFf fFts,k / ? SF = 1,125 N/mm 2
(r
ekenwaarde)
f
Ftu,d = KGf KFf fFtu,k / ? SF = 0,875 N/mm 2
(r
ekenwaarde)
f
Ft0,d = f Fts,d + (f Fts,d ? f ftu,d) ?SLS / (? ULS ? ? SLS)
= 1,
188 N/mm 2 (rekenwaarde)
N
ct = ( h ? x u) b f Ftu,d + 0,5 (h ? x u) b (f Ft0,d ? f Ftu,d )
Dit leidt tot het spanning-rekdiagram als in
figuur 8 en 9.
Uitkomsten
Ncu = 12, 75 x u
N
ctu = 1, 03 (h ? x u)
x
u = 1 4,97 mm
z
beton = 8 ,74 mm
z
staalvezel = 88,66 mm
z
wapening = 185,03 mm
N
cu = 12, 75 ? 14,97 = 190,82 kN
N
ctu = 190 ,82 kN
Controle evenwicht (?H = 0)
M
Rd = 18 ,59 kNm
Voorbeeldberekening
CEMENT 7 2021 ?55
Reacties