Staalvezelbeton getoetst	
COBc heeft toetsingshulpmiddel ontwikkeld	
1  Uitvoering staavezelbetonvloer	
1
46?	CEMENT	 7 20	 21
Een van de alternatieven voor 
wapeningsstaal in beton is het 
toepassen van staalvezels	
. De eerste 
toepassing van staalvezelbeton (SVB) dateert 
van het begin van de 20e eeuw. Sinds die tijd 
wordt veel geëxperimenteerd, worden test-
methoden ontwikkeld en rekenmodellen  
opgesteld. De regelgeving die in Nederland 
beschikbaar is komt ook uit deze periode. 
Het meest bekend is CUR-Aanbeveling 111 
'Staalvezelbeton bedrijfsvloeren op palen ? 
dimensionering en uitvoering' (verder: CUR 
111). Daarnaast zijn de CUR-rapporten C245 
'Staalvezelbeton, kennis en kennisleemte' en 
C246 'Staalvezelbeton, inventarisatie van  
regelgeving' beschikbaar.  Sindsdien is de toepassing, kennis en 
ervaring met staalvezelbeton fors toegeno-
men. De regelgeving in Nederland is daarbij 
echter achtergebleven, zeker ten opzichte 
van de ons omringende landen. Onder an-
dere de DAfStb-Richtlinie Stahlfasernbeton 
(Duitsland), fib Modelcode 2010 (internatio-
naal) en CNR-DT 204/2006 (Italië) zijn be-
kende voorschriften. In de volgende versie 
van NEN-EN 1992-1-1 (Eurocode 2) zal staal-
vezelbeton ook worden opgenomen.	
Toetsingshulpmiddel
In Nederland is vooral de toepassing van 
staalvezelbeton in industriële vloeren be-
kend. Vanuit de markt bestaat er echter 
steeds meer vraag naar toepassing in andere 
constructies, zoals funderingen en begane-
grondvloeren. Het 'Toetsingshulpmiddel 
voor Staalvezelbeton voor Funderingscon- structies' kan daarbij een hulpmiddel zijn. 
Het document is bedoeld om handvatten te 
geven aan constructeurs en gemeenten over 
hoe om te gaan met staalvezelbeton en welke 
rekenregels moeten worden aangehouden.
Het toetsingshulpmiddel (ook wel 
richtlijn genoemd) is geen norm, maar is 
wel geaccordeerd door de NEN Normcom-
missie 'TGB Betonconstructies'. In de richt-
lijn zijn per artikel van NEN-EN 1992-1-1  
(Eurocode 2) toevoegingen opgenomen.  In dit artikel word de inhoud van de 
richtlijn nader toegelicht.	
Toepassingsgebied toetsings-
hulpmiddel
Het toepassingsgebied van de richtlijn is 
specifiek en sluit aan op de wensen vanuit 
de markt. De richtlijn heeft betrekking op 
funderingsstroken, funderingsbalken, fun-
deringsplaten en beganegrondvloeren van 
woningen en utiliteitsgebouwen in gevolg-
klasse CC1 of CC2a in staalvezelbeton ? 
eventueel in combinatie met betonstaal ? 
waaronder zich geen verblijfsruimte 
bevindt. Indien gevolgklasse CC2a van toe-
passing is, is het toepassingsgebeid beperkt 
tot een bouwwerk van maximaal een bouw-
laag hoog. De fundering kan zowel op staal 
als op palen zijn uitgevoerd. Een uitzondering vormen constructie-  
onderdelen waar lokaal grote krachten op-
treden en de buigtheorie volgens Bernouilli 
niet van toepassing is. Veelal zijn dit gedron-
gen constructies. Dit betreft onder andere 
tanden, gedrongen poeren en inkassingen. 	
ING. CHRISTIAAN  VEENINK
Senior Adviseur  Bouwtechniek conStabiel auteur 	
Bij toepassing van staalvezelbeton wordt veel gebruikgemaakt van CUR-Aanbeveling 111 voor 
toepassing bij bedrijfsvloeren op palen. Er is echter steeds meer vraag naar toepassing in 
andere constructies. Om die reden is in een samenwerking tussen COBc en de industrie het 
document 'Toetsingshulpmiddel voor Staalvezelbeton voor Funderingsconstructies' opgesteld. 	
CEMENT  7 2021	?47
250	
150	
25025 150
25	
A	
F/b
75 75	
doorsnedeA-A	
A
F	
last F	
CMOD [mm]
CMOD	1 = 0,5
F	
1F2
F3
F4	
CMOD	2 = 1,5 CMOD	3 = 2,5 CMOD	4 = 3,5	
2 Driepuntsbuigproef
3 Schematische weergave driepuntsbuigproef
4 Voorbeeld van een F-CMOD-relatie voor staalvezelbeton	
TOETSINGSHULPMIDDEL
Het 'Toetsingshulpmiddel voor Staalve-
zelbeton voor Funderingsconstructies' is 
te downloaden op www.cobc.nl. Daar zijn 
ook een aantal voorbeeldberekeningen 
beschikbaar.
BETROKKENEN
Aan het opstellen van het Toetsings-
hulpmiddel hebben deelgenomen:  
Anne Hoekstra, Bart Wight, Christiaan 
Veenink, René Braam (rapporteur), 
Marco Labeur (voorzitter), Mohammed
Al-Saadi, Aïda Jusufagic, Ron Kerp 
(secretaris) en Jos Vermeeren (corres-
ponderend lid).
2	
3
4	
48?	CEMENT	 7 20	 21
CMOD (mm)	
Drukkracht	
R1F
F3F	
CMOD1 = 0,5	CMOD3 = 2,5	
LOPF
Bij deze constructies mag alleen de bijdrage 
aan de treksterkte door betonstaal in reke-
ning worden gebracht.De richtlijn is alleen van toepassing 
voor staalvezelbeton met getrokken draad-
vezels.
Aanpak berekening staalvezel-
beton
Het toevoegen van staalvezels aan beton 
zorgt ervoor dat er een zogenoemde na-
scheur buigtreksterkte ontstaat: direct na 
het ontstaan van de eerste scheur in het be-
ton nemen de staalvezels de trekspanningen 
op. Staalvezels zijn niet zo generiek als be-
tonstaal. Vorm, lengte, treksterkte en dose-
ring hebben allen invloed op de sterkte van 
het staalvezelbeton. Daarom is het bepalen 
van de constructieve eigenschappen iets 
complexer dan voor gewapend beton. Een belangrijk aspect van staalvezel-
beton is de te gebruiken na-scheur 
trekspanning-rekrelatie. Deze relatie krijgt 
dan ook veel aandacht in de richtlijn. De  
basis hiervoor zijn de uitkomsten van drie-
puntsbuigproeven op SVB-balkjes (conform 
NEN-EN 14651). Bij deze test wordt een 
proefbalkje belast met een puntlast in het 
midden (foto 2, fig. 3). In het midden van de 
overspanning is het balkje aan de onderzijde 
voorzien van een zaagsnede. Bij de optre-
dende kracht wordt de toename van de   opening van de zaagsnede gemeten, de  
zogenoemde CMOD (crack mouth opening 
displacement) (fig. 4). De kracht-scheurope-
ningrelaties worden omgerekend tot span-
ning-rekrelaties. 
De gekozen aanpak is aan de fib Model 
Code 2010 ontleend. Bij het opstellen van de 
richtlijn is ervoor gekozen de spanning-rek- 
relatie uit de Model Code 2010 te vereenvou-
digen. Dit maakt de tekst van de richtlijn 
enerzijds korter en sneller te doorgronden 
en leidt anderzijds tot een voor praktijkbe-
rekeningen geschikt resultaat dat een voor 
constructieve berekeningen voldoende 
nauwkeurige weergave van het werkelijke 
gedrag is.	
CMOD
Staalvezelbeton vertoont lineair elastisch  
gedrag tot de kracht F	
LOP. Dit is de grootste 
kracht in het gebied tussen CMOD = 0,00 mm 
en CMOD = 0,05 mm, oftewel de op te nemen 
kracht tot het moment van de eerste scheur. 
Voor de spanning f	
LOP bij deze kracht geldt:	Formule 1 	
=	LOP
LOP	2sp	
3
2Fl	f	bh	 	
Formule 2 	
=	1
12sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 
Formule 3 	
=	3
32sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 
Formule 4 	
()	=  + 	u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3	0, \f 0, 2 0	CMOD
\b
ff f f f	 
Formule 5 	
==	1
SLS	
cs cs	
CMOD 0, \f		ll	 
Formule 6 	
????	==	??????	
u
ULS fu
cs cs	2, \f	min	\b
ll	 
Formule 7 	
()	?? ??	=     +     	¨¸¨¸
¨¸
©¹
©¹	Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk	0,18
100 1 7, \f 1, 6	f
Vk	 bd  bd	f	 
Formule 8 	
()	=  +	u	Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k	3	0, \f 0, 2
CMOD	\b
ff f f f	 
Formule 9 	
??= + ??
??	Ftu,k	Rd,f Rd,c Rd,c	sf	1, 6	f	 		 
Formule 10 	
=ft	cs
\b		l 	
Voor de rekenmodellen worden de spannin-
gen gebruikt, die zijn gemeten bij CMOD	
1 = 
0,5 mm en CMOD	
3 = 2,5 mm (fig. 5). Door 
twee karakteristieke scheuropeningen te  
gebruiken, wordt een voor het materiaal 	
5 Voor de rekenmodellen worden de spanningen gebruikt, die zijn gemeten bij CMOD	1 = 0,5 mm en CMOD	3 = 2,5 mm	
De na-scheur 
sterkte van 
staalvezelbeton 
kan worden   
uitgedrukt in 
een sterkteklasse	
5	
CEMENT  7 2021	?49
Het principe van 
de doorsnede- 
berekening is 
niet anders dan 
bij traditioneel   
gewapend beton	
zig bij de producenten van de staalvezels 
zelf. Zij hebben een uitgebreide database 
met testresultaten van de eigen vezels en 
kunnen op basis daarvan een vezel en dose-
ring kiezen die passen bij de voorgeschreven 
sterkteklasse.
Als vooraf bekend is welk type vezels 
en welke dosering wordt toegepast is het  
ook toegestaan om niet te werken met een 
sterkteklasse, maar direct te rekenen met 
de karakteristieke ondergrenswaarden van 
de f	
R1 en f	R3 conform de testresultaten. De 
toegepaste staalvezels moeten wel voldoen 
aan de BRL 5061 ? Staalvezels voor toepas-
sing in beton en mortels.	
De materiaalfactor voor staalvezel- 
beton is gesteld op 	
?sf = 1,5. Dit is hoger dan 
de materiaalfactor voor staalvezelbeton in 
bedrijfsvloeren, deze is in CUR 111 gesteld op 
1,25.	
Doorsnedeberekeningen uiterste 
grenstoestand
Voor de doorsnedeberekeningen van het 
staalvezelbeton moeten de gegevens con-
form de sterkteklasse of de resultaten van 
de buigproef worden omgerekend tot een 
vereenvoudigde na-scheur trekspanning- 
scheurwijdterelatie. In die relatie zijn twee punten belang-
rijk:  f	
Fts en f	Ftu, de na-scheur trekspanning bij 
respectievelijk de scheurwijdte van 0,5 mm 
en de scheurwijdte van 2,5 mm. Bij een na-scheur trekspanning f	
Fts is 
de scheurwijdte gelijk aan CMOD	
1 (= 0,5 mm). 
Deze spanning wordt ontleend aan de na-
scheur buigtreksterkte f	
R1. 
 
f	
Fts = 0,45 f	R1 
 
Bij een na-scheur trekspanning f	
Ftu is de 
scheurwijdte gelijk aan w	
u (uiterste grens-
toestand). De maximale scheurwijdte die 
daarbij wordt geaccepteerd is w	
u = 2,5 mm, 
gelijk aan CMOD	
3. Deze na-scheur trekspan-
ning f	
Ftus is gelijk aan:	
()	u
Ftu Fts Fts R 3 R1
3	0, 5 0, 2 0	CMOD
w	ff f f f	=  + 	 	
Tussen de buigtreksterkten f	Fts en f	Ftu mag 
een rechtlijnige spanning-scheurwijdte- 
relatie worden aangehouden (fig. 6). Indien  
representatieve trekspanning-rekrelatie 
verkregen. Voor de spanningen bij de krach-
ten gemeten bij CMOD	
1 en CMOD	3 geldt:	
Formule 1 	
=	LOP
LOP	2sp	
3
2Fl	f	bh	 
Formule 2 	
=	1
12sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 	
Formule 3 	
=	3
32sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 
Formule 4 	
()	=  + 	u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3	0, \f 0, 2 0	CMOD
\b
ff f f f	 
Formule 5 	
==	1
SLS	
cs cs	
CMOD 0, \f		ll	 
Formule 6 	
????	==	??????	
u
ULS fu
cs cs	2, \f	min	\b
ll	 
Formule 7 	
()	?? ??	=     +     	¨¸¨¸
¨¸
©¹
©¹	Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk	0,18
100 1 7, \f 1, 6	f
Vk	 bd  bd	f	 
Formule 8 	
()	=  +	u	Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k	3	0, \f 0, 2
CMOD	\b
ff f f f	 
Formule 9 	
??= + ??
??	Ftu,k	Rd,f Rd,c Rd,c	sf	1, 6	f	 		 
Formule 10 	
=ft	cs
\b		l 	
Formule 1 	
=	LOP
LOP	2sp	
3
2Fl	f	bh	 
Formule 2 	
=	1
12sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 
Formule 3 	
=	3
32sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 	
Formule 4 	
()	=  + 	u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3	0, \f 0, 2 0	CMOD
\b
ff f f f	 
Formule 5 	
==	1
SLS	
cs cs	
CMOD 0, \f		ll	 
Formule 6 	
????	==	??????	
u
ULS fu
cs cs	2, \f	min	\b
ll	 
Formule 7 	
()	?? ??	=     +     	¨¸¨¸
¨¸
©¹
©¹	Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk	0,18
100 1 7, \f 1, 6	f
Vk	 bd  bd	f	 
Formule 8 	
()	=  +	u	Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k	3	0, \f 0, 2
CMOD	\b
ff f f f	 
Formule 9 	
??= + ??
??	Ftu,k	Rd,f Rd,c Rd,c	sf	1, 6	f	 		 
Formule 10 	
=ft	cs
\b		l 	
waarin:
l = de overspanning van het balkje (500 mm, 
conform EN 14651)
b = de breedte van het balkje (150 mm)
h
sp = de hoogte van het balkje boven de zaag-
snede (50 ? 25 = 125 mm)
SVB sterkteklasse
De na-scheur sterkte van staalvezelbeton 
kan worden uitgedrukt in een sterkteklasse. 
Hierbij zijn karakteristieke waarden van 
toepassing, dus f	
R1,k en f	R3,k. De resultaten 
van de buigproeven moeten daartoe statis-
tisch worden geanalyseerd conform bijlage 
A van BRL 5073 ? Vezels voor toepassing in 
beton en mortel. Indien er minimaal 35 
buigproeven beschikbaar zijn, kan de karak-
teristieke ondergrenswaarde (5%) van de  
na-scheur buigtreksterkte van het staalve-
zelbeton worden bepaald door 0,6 (= K	
k,max	) 
maal de gemiddeld gemeten na-scheur  
buigtreksterkte te nemen (dus K	
k,max	 fR1,k 
resp. K	
k,max	 fR3,k).
De sterkteklasse bestaat uit een getal 
gevolgd door een letter, bijvoorbeeld 4c.   
Het getal staat voor karakteristieke onder-
grenswaarde  f
R1,k, de letter staat voor de   
verhouding tussen f	
R3,k	 en f	R1,k (a t/m e voor 
verschillende verhoudingen). Voorbeeld:   
de sterkteklasseclassificatie 4c wijst op een   
f	
R1,k = 4,0 ? 5,0 N/mm² en f	R3,k / f	R1,k = 0,9 ? 1,1. 
Op basis van zo'n sterkteklasse kan 
een constructeur onafhankelijk van staal- 
vezeltype en dosering een staalvezelbeton 
voorschrijven en een doorsnedeberekening 
maken. Deze werkwijze is in de ons omrin-
gende landen gebruikelijk. Betoncentrales 
zijn daar gecertificeerd en kunnen op basis 
van die certificering de gevraagde sterkte-
klasse leveren. In Nederland bestaat de mogelijkheid 
tot certificeren ook. Door gebrek aan vraag 
is er momenteel echter geen enkele centrale 
meer gecertificeerd. De kennis is wel aanwe-	
50?	CEMENT	 7 20	 21
? (?)	
f (N/mm  )
Fts,df
2	
SLS?	ULS?	
Ftu,df
Ft0,df	
? (?)	
f (N/mm  )
Fts,df
2	
SLS?	ULS?	
Ftu,df
Ft0,df	
? (?)	
f (N/mm  )
Fts,df
2	
SLS?	ULS?	
Ftu,df
Ft0,df	
? (?)	
f (N/mm  )
Fts,df
2	
SLS?	ULS?	
Ftu,df
Ft0,df	
Ncu
Nct Ns
Ft0,d	
hoogte
y (h=xu)
xu	
?'cu	
?s	
?	
f
Ftu,df	
cdf	
z
z
z
staalvezel
beton
wapening	
Fts,df	
ULS	
?SLS	
fFts > f	Ftu dan is sprake van na-scheur softe-
ning (fig. 6a), indien f	
Fts < f	Ftu is sprake van 
na-scheur hardening (fig. 6b). De bij de na-scheur buigtreksterkte 
behorende rekken volgen uit de hierbij op-
tredende scheurwijdte en de karakteristieke 
lengte l	
cs van het constructie-element.	
Formule 1 	
=	LOP
LOP	2sp	
3
2Fl	f	bh	 
Formule 2 	
=	1
12sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 
Formule 3 	
=	3
32sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 
Formule 4 	
()	=  + 	u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3	0, \f 0, 2 0	CMOD
\b
ff f f f	 
Formule 5 	
==	1
SLS	
cs cs	
CMOD 0, \f		ll	 	
Formule 6 	
????	==	??????	
u
ULS fu
cs cs	2, \f	min	\b
ll	 
Formule 7 	
()	?? ??	=     +     	¨¸¨¸
¨¸
©¹
©¹	Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk	0,18
100 1 7, \f 1, 6	f
Vk	 bd  bd	f	 
Formule 8 	
()	=  +	u	Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k	3	0, \f 0, 2
CMOD	\b
ff f f f	 
Formule 9 	
??= + ??
??	Ftu,k	Rd,f Rd,c Rd,c	sf	1, 6	f	 		 
Formule 10 	
=ft	cs
\b		l 	
Formule 1 	
=	LOP
LOP	2sp	
3
2Fl	f	bh	 
Formule 2 	
=	1
12sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 
Formule 3 	
=	3
32sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 
Formule 4 	
()	=  + 	u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3	0, \f 0, 2 0	CMOD
\b
ff f f f	 
Formule 5 	
==	1
SLS	
cs cs	
CMOD 0, \f		ll	 
Formule 6 	
????	==	??????	
u
ULS fu
cs cs	2, \f	min	\b		ll	 	
Formule 7 	
()	??
??	=     +     	¨¸¨¸
¨¸
©¹
©¹	Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk	0,18
100 1 7, \f 1, 6	f
Vk	 bd  bd	f	 
Formule 8 	
()	=  +	u	Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k	3	0, \f 0, 2
CMOD	\b
ff f f f	 
Formule 9 	
??= + ??
??	Ftu,k	Rd,f Rd,c Rd,c	sf	1, 6	f	 		 
Formule 10 	
=ft	cs
\b		l 	
Bij staalvezelbeton zonder betonstaal geldt: 
l
cs = h 
Bij staalvezelbeton met betonstaal geldt:  
l
cs = min (s	rm, ?), lcs = h is hier een veilige  
aanname. Tot slot zijn er nog twee factoren die invloed 
hebben op de toelaatbare na-scheur buig-
treksterkte in de doorsnede. Dit betreft de 
vezeloriëntatie (K	
F
f) en de elementgrootte 
(K	
G f). Deze factoren kunnen in rekening 
worden gebracht conform de voorschriften 
in de richtlijn. 
 
Met deze uitgangspunten zijn alle gegevens 
beschikbaar voor een lineair spanning-rek- 
relatie waarmee de doorsnede kan worden 
doorgerekend (fig. 7). Het principe van de 
doorsnedeberekening is niet anders dan bij 
traditioneel gewapend beton. Er komt alleen 
de invloed bij van de na-scheur buigtrek-
sterkte van het staalvezelbeton.	
6 Spanning-rekdiagram bij na-scheur hardening (a) en na-scheur softening (b)
7 Spanning-rekrelatie betondoorsnede ULS (stippellijn betreft hardening gedrag)
6a	
7	
6b	
CEMENT  7 2021	?51
Minimale wapening
In staalvezelbeton is in sommige situaties 
ook een minimale hoeveelheid betonstaal 
vereist. Als de rekenwaarde van het buigend 
moment rekenkundig niet leidt tot scheur-
vorming (scheurmoment conform NEN-EN 
1992-1-1 9.2.1.1 (1)), dan moet worden gecon-
troleerd of de doorsnede met staalvezels 
tenminste de rekenwaarde van het buigend 
moment kan opnemen. Dit eventueel in 
combinatie met wapeningstaal.Als de rekenwaarde van het buigend 
moment rekenkundig wel leidt tot scheur-
vorming, dan moet een minimale hoeveel-
heid traditionele wapening worden toege-
past die tenminste het scheurmoment van 
de doorsnede kan opnemen. Tevens moet 
worden gecontroleerd of de doorsnede met 
betonstaal en staalvezels de rekenwaarde 
van het buigend moment kan opnemen. Indien de fundering is ondersteund 
door funderingspalen, dan moet boven  
deze palen altijd de minimale hoeveelheid 
traditionele staalwapening te worden toege-
past.
Dwarskracht en pons
De toepassing van staalvezels in beton geeft 
een grotere samenhang van het beton. Daar-
mee hebben de staalvezels ook een positief 
effect op de afschuifcapaciteit. Dit positieve 
effect mag in rekening worden gebracht als 
aan de getrokken zijde van de doorsnede  
betonstaal aanwezig is. Indien de construc-
tie alleen met staalvezels is gewapend (fibre 
only), mag alleen met v	
min worden gerekend 
(conform Eurocode 2). 
 
Bij dwarskracht geldt dat het staalvezelaan-
deel bij het betonstaalaandeel mag worden 
opgeteld. Voor het staalvezelaandeel geldt:	
Formule 1 	
=	LOP
LOP2sp	
3
2Fl	f	bh	 
Formule 2 	
=	1
12sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 
Formule 3 	
=	3
32sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 
Formule 4 	
()	=  + 	u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3	0, \f 0, 2 0	CMOD\b
ff f f f	 
Formule 5 	
==	1
SLScs cs
CMOD 0, \f		ll	 
Formule 6 	
????	==	??????	u
ULS fu
cs cs	2, \f	min	\b
ll	 
Formule 7 	
()	??	??	=     +     	¨¸	¨¸	¨¸	©¹	©¹	Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk	0,18
100 1 7, \f 1, 6	f	Vk	bd  bd	f	 
Formule 8 	
()	=  +	u	Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k	3	0, \f 0, 2
CMOD	\b
ff f f f	 
Formule 9 	
??= + ??
??	Ftu,k	Rd,f Rd,c Rd,c	sf	1, 6	f	 		 
Formule 10 	
=ft	cs
\b		l 	
Hierbij geldt voor  f	Ftu,k	, zoals eerder is gesteld.	
Formule 1 	
=	LOP
LOP	2sp	
3
2Fl	f	bh	 
Formule 2 	
=	1
12sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 
Formule 3 	
=	3
32sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 
Formule 4 	
()	=  + 	u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3	0, \f 0, 2 0	CMOD
\b
ff f f f	 
Formule 5 	
==	1
SLS	
cs cs	
CMOD 0, \f		ll	 
Formule 6 	
????	==	??????	
u
ULS fu
cs cs	2, \f	min	\b
ll	 
Formule 7 	
()	?? ??	=     +     	¨¸¨¸
¨¸
©¹
©¹	Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk	0,18
100 1 7, \f 1, 6	f
Vk	 bd  bd	f	 
Formule 8 	
()	=  +	u	Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k	3	0, \f 0, 2
CMOD	\b	ff f f f	 	
Formule 9 	
??= + ??
??	Ftu,k	Rd,f Rd,c Rd,c	sf	1, 6	f	 		 
Formule 10 	
=ft	cs
\b		l 	
Bij pons geldt:
Formule 1 	
=	LOP
LOP	2sp	
3
2Fl	f	bh	 
Formule 2 	
=	1
12sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 
Formule 3 	
=	3
32sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 
Formule 4 	
()	=  + 	u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3	0, \f 0, 2 0	CMOD
\b
ff f f f	 
Formule 5 	
==	1
SLS	
cs cs	
CMOD 0, \f		ll	 
Formule 6 	
????	==	??????	
u
ULS fu
cs cs	2, \f	min	\b
ll	 
Formule 7 	
()	?? ??	=     +     	¨¸¨¸
¨¸
©¹
©¹	Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk	0,18
100 1 7, \f 1, 6	f
Vk	 bd  bd	f	 
Formule 8 	
()	=  +	u	Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k	3	0, \f 0, 2
CMOD	\b
ff f f f	 
Formule 9 	
??= + ??
??	Ftu,k	Rd,f Rd,c Rd,c	sf	1, 6	f	 		 	
Formule 10 	
=ft	cs
\b		l 	
Duurzaamheid
Duurzaamheid (levensduur) is het onder-
deel waarop staalvezelbeton in Nederland 
het meest ter discussie staat. De oorsprong 
van deze discussie komt uit CUR 111. CUR 
111 stelt dat vanwege onvoldoende inzicht in 
de duurzaamheid op lange termijn, na iede-
re gebruiksperiode van 15 jaar de bedrijfs-
vloer moet worden geïnspecteerd. Ten tijde 
van het opstellen van deze CUR-Aanbeveling 
werd staalvezelbeton nog maar korte tijd op 
grotere schaal toegepast in constructieve 
toepassingen. Het doel van dit voorschrift 
was het verkrijgen van kennis over het   
gedrag van staalvezelbeton op langere   
termijn. Hierover is ondertussen veel meer 
kennis opgedaan. Zowel uit de staalvezeltoe-
passingen in de praktijk als uit onderzoek 
naar carbonatiedieptes. Uit de onderzoeken 
blijkt dat de carbonatiediepte bij scheuren 
tot 0,5 mm in het beton zeer beperkt blijft. 
De staalvezels direct aan het oppervlakte 
gaan wel corroderen. Door de beperkte dia-
meter van de staalvezels ontwikkelt zich 
echter niet voldoende kracht om ook schil-
fers van het beton af te laten knappen. 
Doordat de staalvezels zorgen voor meer  
samenhang in het beton vergroot dit zelfs de 
duurzaamheid van het beton. In de richtlijn 
staat dan ook niet iets opgenomen over een 
inspectie na een aantal jaar. De eisen met betrekking tot scheur-
vorming en dekking op betonstaal zijn onge-
wijzigd ten opzichte van de Eurocode 2. Er 
moet dus door middel van bruikbaarheids-
grenstoestand berekeningen worden aange-
toond dat wordt voldaan aan de maximale 
scheurwijdte. Daarbij mag rekening worden 
gehouden met de bijdrage van de staalvezels. Bij een agressief milieu moet een  
beschermingslaag in rekening worden ge-
bracht. In dat geval mag de na-scheur buig-
treksterkte van het staalvezelbeton in deze 
zone niet in rekening worden gebracht. Deze 
zone heeft een dikte van 10 mm bij milieu-
klasse XS2 of XD2 en 20 mm bij milieuklas-
ses XS3 of XD3. Deze beschermingslaag mag 
niet constructief worden meegenomen en 
gaat dus ten koste van de effectieve dikte. Bij 
de minder agressieve milieuklasses is een 
dergelijke beschermingslaag niet vereist.	De eisen met 
betrekking tot 
scheurvorming 
en dekking op 
betonstaal zijn 
ongewijzigd ten 
opzichte van de 
Eurocode 2
52?	CEMENT	 7 20	 21
Ncu
Nct Ns
Ft0,k	
hoogte	
h - x
xu	
?'c	
?s	
f
Fts,kf	
c?	
z
z
z
staalvezel
beton
wapening	
?SLS	
Doorsnedeberekeningen bruik-
baarheidsgrenstoestand
Om de scheurwijdte te kunnen controleren 
moet ook een berekening van de doorsnede 
in bruikbaarheidsgrenstoestand (SLS) wor-
den uitgevoerd. In de bruikbaarheidsgrens-
toestand geldt voor de materiaalfactor 	
?sf = 
1,0. Door de relatief hoge materiaalfactor in 
uiterste grenstoestand voor staalvezelbeton 
is deze uiterste grenstoestand bij fibre only 
staalvezelbeton nooit maatgevend. De bere-
kening leidt in die gevallen tot zeer beperkte 
scheurwijdtes. Of het leidt bij een doorsnede-
berekening met de toelaatbare scheurwijdte 
tot een toelaatbaar SLS-moment dat hoger 
ligt dan het toelaatbare ULS moment. De materiaalfactor voor traditionele 
wapening is fors lager (1,15). Daardoor wordt 
bij een hybride toepassing (staalvezelbeton 
in combinatie met traditionele wapening) de 
scheurvorming sneller maatgevend. Hoe 
groter het aandeel wapening is, des te groter 
wordt de impact op de scheurwijdtes. De doorsnedeberekening in de bruik-
baarheidsgrenstoestand is veel complexer 
dan de berekening in uiterste grenstoestand. 
Niet alleen de hoogte van de betondrukzone 
is onbekend, maar ook de optredende span-
ningen zijn onbekend. Er zijn meer onbe-
kenden dan vergelijkingen. Het spannings- 
figuur is dus niet meer op te lossen met een 
eenvoudige berekening, maar de oplossing 
moet worden gevonden door middel van een 
iteratief proces. De sleutel voor de berekening zit in de 
spannings-rekrelatie van alle elementen  (beton(druk), wapening en staalvezelbeton 
(buigtrek) (fig. 8). Is op één punt in de door-
snede de rek bekend, dan blijft er nog maar 
één oplossing over waarmee de doorsnede 
in evenwicht is. Door de doorsnede te bere-
kenen op basis van de maximaal toelaatbare 
rek, is het evenwicht te bepalen. Deze rek 
kan worden bepaald aan de hand van de 
scheurwijdte en de scheurafstand l	
cs. Die 
scheurafstand l	
cs wordt bepaald conform  
artikel 3.6 en is in principe gelijk aan h.  
Alleen bij een hybride constructie bestaat de 
mogelijkheid om met een berekening aan te 
tonen dat die kleiner kan zijn.	
Formule 1 	
=	LOP
LOP	2sp	
3
2Fl	f	bh	 
Formule 2 	
=	1
12sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 
Formule 3 	
=	3
32sp	
3
2	R	Fl	f	bh	 
Formule 4 	
()	=  + 	u
Ftu Fts FTs R 3 R1
3	0, \f 0, 2 0	CMOD
\b
ff f f f	 
Formule 5 	
==	1
SLS	
cs cs	
CMOD 0, \f		ll	 
Formule 6 	
????	==	??????	
u
ULS fu
cs cs	2, \f	min	\b
ll	 
Formule 7 	
()	?? ??	=     +     	¨¸¨¸
¨¸
©¹
©¹	Ftu,k
3
Rd,F 1 min
c ctk	0,18
100 1 7, \f 1, 6	f
Vk	 bd  bd	f	 
Formule 8 	
()	=  +	u	Ftu,k Fts Fts R3,k R1,k	3	0, \f 0, 2
CMOD	\b
ff f f f	 
Formule 9 	
??= + ??
??	Ftu,k	Rd,f Rd,c Rd,c	sf	1, 6	f	 		 
Formule 10 	
=ft	cs
\b		l 	
Vanuit dit uitgangspunt is de doorsnede te 
bepalen door middel van een wiskundige  
afleiding of een iteratieve berekening.
Krimp
Indien sprake is van een verhinderde ver-
vorming, moet rekening worden gehouden 
met krimp- en/of temperatuursbelastingen. 
Deze belastingen moeten worden beschouwd 
als blijvend en moeten in de bruikbaarheids-
grenstoestand in rekening worden gebracht. 
Voor toetsing in de uiterste grenstoestand 
geldt dat niet. Controle van de krimpbelas-
ting kan worden uitgevoerd conform CUR- 
Aanbeveling 36 (Ontwerpen van elastisch 
ondersteunde betonvloeren en -verhardin-
gen) maar dit maakt geen deel uit van de 
richtlijn. 	
8
8 Spanningsfiguur betondoorsnede SLS	CEMENT  7 2021	?53
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18	20	
?	
0,000 0,200 0,400 0,600
0,800 1,000 1,200
1,400
?	
Spanning-rek diagram staalvezelbeton	
1,188
1,125
0,875	
190,82	
190,821,188	200	
185,03
14,97	
0,875	
88,66
8,74	
1,125	
17,00	
Een doordachte samenstelling van het beton 
en een goede nabehandeling geven een flinke 
reductie op de optredende krimp. Naast de 
gebruikelijke maatregelen in het beton-
mengsel wordt er bij staalvezelbeton ook 
vaak voor gekozen om synthetische micro-
kunststofvezels aan het mengsel toe te voe-
gen. Deze kunststofvezels geven een forse 
beperking op de scheurvorming door plasti-
sche krimp.
Uitvoering
In de richtlijn zijn aan het eind enkele prak-
tijkadviezen opgenomen. De belangrijkste 
worden hier vermeld.
Betonspecie en staalvezels?	Het staalvezel-
beton moet op de betoncentrale worden ver-
vaardigd. Indien het staalvezelbeton wordt 
geleverd onder KOMO-certificaat op basis 
van de BRL 1801 én BRL 5060 zijn geen ver-
dere controles nodig. In de overige gevallen 
zijn de onderstaande keuringseisen van  
toepassing.	
 Keuringseisen homogeniteit en buigtrek-
sterkte: per betoncentralegroep minimaal 
1x en vervolgens 1x per 250 m³ of minimaal 
1x per jaar homogeniteit en buigtreksterkte 
toetsen volgens artikel 8.2.4. en 8.2.7. uit de 
BRL 5060. 
 Indien meerdere vestigingen van een be-
drijf worden aangestuurd door een centrale 
kwaliteitsdienst, dan kan het onderzoek bij 
een vestiging van toepassing worden ver-
klaard op de overige vestigingen, mits de- zelfde betonsamenstelling en type/dosering 
staalvezels worden toegepast. 
Verder geldt dat voor de stort altijd het be-
tonmengsel en de staalvezels op de leverbon 
moeten worden gecontroleerd aan de hand 
van de verstrekte constructietekeningen. Bij 
afwijking van het betonmengsel of het type 
staalvezel kan niet worden gestort zonder 
uitdrukkelijke goedkeuring van de hoofd-
constructeur.	
Het toevoegen van de staalvezels moet 
worden uitgevoerd door de betonleverancier, 
met in achtneming van de voorschriften in 
hoofdstuk 7.2 van BRL 5060. Bij toevoeging 
van staalvezels op de bouwplaats is er onvol -
doende kwaliteitscontrole en vaak onvol-
doende tijd voor een gelijkmatige verdeling 
v	
 an de staalvezels door het betonmengsel.
Afwerken en nabehandelen?	Het staalvezel-
beton moet worden aangebracht en ver-
werkt volgens de uitvoeringsnorm beton, 
NEN-EN-13670. Tijdens en na het storten 
moet een trilnaald met de nodige voorzich-
tigheid worden gebruikt. Het te lang trillen 
op één locatie kan leiden tot het ontmengen 
van het staalvezelbeton. Gebruik van een 
trilnaald wordt aanbevolen bij aansluitingen, 
hoeken en ingestorte wapening en voorzie-
ningen. Voor platen heeft het de voorkeur 
om het beton af te trillen met een trilspaan. 
Direct na het storten moet het staalvezelbe-
ton worden beschermd tegen uitdroging en 
bevriezing. 	
10	9	
9 Spanning-rekdiagram staalvezelbeton rekenvoorbeeld 10 Spanningsfiguur betondoorsnede rekenvoorbeeld	54?	CEMENT	 7 20	 21
Bij het opstellen van het toetsingshulpmiddel 
zijn ook enkele voorbeeldberekeningen opge-
steld:
 Vloer staalvezelbeton fibre only
 Vloer staalvezelbeton met hybride wapening
 Dwarskracht staalvezelbeton (elastisch 
ondersteund)
 Pons staalvezelbeton (elastisch ondersteund)
Deze zijn beschikbaar op www.cobc.nl. De 
eerste berekening (vloer staalvezelbeton fibre 
only) wordt in dit artikel kort toegelicht.
Uitgangspunten
Er wordt uitgegaan van een met alleen met 
staalvezels gewapende betonvloer van 200 mm 
dik (fibre only). Uitgegaan is van staalvezels 
van Bekaert 5D 65/60BG, met sterkteklasse 
2,5d.
Constructie
h  	= 200 mm
elementbr	 eedte = 6000 mm
A
ct f  	= 0	,9 ? elementbreedte ? h	
 	= 1080000 mm	2	
KGf  	= (1,	0 + 0,5 A	ct f < 1,50) = 1,5
K	
k,max	  = 0,60
K	
F f  	= 1,	00
waarin:
A
ct f  	is de oppervlakt	
e van de dwarsdoor-
snede van het op trek gescheurde deel 
K
G f  	is de in	vloed van de elementgrootte op 
de na-scheur buigtreksterkte
K
k,max	  is de grootste toegestane waarde 
voor de verhouding tussen de karakteristieke 
ondergrenswaarde en de gemiddelde waarde 
van een na-scheur treksterkte
K	
Ff  	is de v	ezeloriëntatiefactor (invloed van 
de vezeloriëntatie op de na-scheur buigtrek-
sterkte)
Materiaal
beton C30/37
f
ck  	= 30 N/	 mm	2	
milieuklasse	 XC2
st	 aalvezels  	
st	
 erkteklasseclassificatie 2,5d
?
SF 	= 1,	5 (materiaalfactor staalvezel) ?	
cc   = 0	,85 (langeduurfactor beton)
f
R1,m  = 4	,17 N/mm	2	
fR3,m	  = 4	,58 N/mm	2	
fR1,k  	= 	 K	k,max	 fR1,m = 2,50 N/mm	2	
fR3,k  = 	K	k,max	 fR3,m	 = 2,75 N/mm	2	
fFts,k  = 0	,45 f	R1,k = 1,125 N/mm	2 (representatief)
f	
Ftu,k	  = 	 f	Ts ? (w	u / CMOD	3) (0,5 f	R3 ? 0,2 f	R1,k) 	
 	= 0	
,875 N/mm	2 (representatief)
l	
cs   	= 200 mm (	 h)
?
ULS  = 12,	5 ? (op basis van w	u;max	 = 2,5 mm)
w	
u  	= 2,	5 mm
?
SLS  = CMOD	1 / lcs = 2,5 ?	
Berekening
Drukzone beton
fcd  	= 17	,0 N/mm	2	
Ncu  	= 3/	4 b f	cd xu	
Trekzone staalvezelbeton
fFts,d	  = 	  	KGf KFf fFts,k / ?	SF = 1,125 N/mm	2    	
(r	
ekenwaarde)
f	
Ftu,d	  =   	KGf KFf fFtu,k	 / ?	SF = 0,875 N/mm	2   
(r
ekenwaarde)
f	
Ft0,d	  =  f	Fts,d	 + (f	Fts,d	 ? f	ftu,d) ?SLS / (?	ULS ? ?	SLS)  
 	
= 1,	
188 N/mm	2 (rekenwaarde)
N	
ct  	= (	 h ? x	u) b f	Ftu,d	 + 0,5 (h ? x	u) b (f	Ft0,d	 ? f	Ftu,d	)
Dit leidt tot het spanning-rekdiagram als in 
figuur 8 en 9.	
Uitkomsten
Ncu 	= 12,	75 x	u 
N	
ctu 	= 1,	03 (h ? x	u)
x	
u 	= 1	4,97 mm
z
beton	 	= 8	,74 mm
z	
staalvezel	 = 88,66 mm
z	
wapening	 = 185,03 mm
N	
cu 	= 12,	75 ? 14,97 = 190,82 kN
N
ctu 	=  190	,82 kN
Controle evenwicht (?H = 0)
M
Rd 	= 18	,59 kNm	
Voorbeeldberekening	
CEMENT  7 2021	?55                  
                 
              
    
    
Reacties