58? CEMENT 7 20 21
RUBRIEK REKENEN
IN DE PRAKTIJK
Dit is de 16e aflevering in de
Cement-rubriek 'Rekenen in de
praktijk'. In deze rubriek staat
telkens één rekenopgave uit de
praktijk centraal. De rubriek
wordt samengesteld door een
werkgroep, bestaande uit:
Mustapha Attahiri (Ingenieurs-
bureau Gemeente Rotterdam),
Maartje Dijk (Witteveen+Bos),
Lonneke van Haalen (ABT),
Matthijs de Hertog (Nobleo),
Jorrit van Ingen (WSP), Jacques
Linssen (redactie Cement) en
Bart Vosslamber (Heijmans).
De artikelen in deze rubriek
worden telkens opgesteld door
één van de leden van deze
werkgroep. Het wordt vervol-
gens gereviewd door de andere
leden en door minimaal één
senior adviseur binnen het
bedrijf van de opsteller.
Ondanks deze zorgvuldigheid,
is de gepresenteerde rekenme-
thode de visie van een aantal
individuen.
Voor het berekenen van scheurwijdtes in
een constructie met opgelegde vervorming
kan het in bijzondere gevallen nodig zijn de verhinderingsgraad te bepalen. Hiervoor
zijn verschillende methodes beschikbaar. Vier daarvan worden toegelicht en vergeleken aan de hand van een rekenvoorbeeld.
VERHINDERINGS- GRAAD_
Case
Deze case richt zich op het bepalen van de verhinderingsgraad van een 500 mm dikke wand die is aangebracht op een twee weken eerder gestorte
vloer.
CEMENT 7 2021 ?59
rekenen in de praktijk (16)
Met verhinderingsgraad wordt de verhouding bedoeld
van het deel van de opgelegde vervorming die resul-
teert in spanningen in de doorsnede ten opzichte van
de totale vervorming. Een verhinderingsgraad van 1,0
betekent dus dat alle vervorming wordt verhinderd
en voor spanningen zorgt en een verhinderingsgraad
van 0 dat de constructie onverhinderd is en vrij kan
krimpen en uitzetten. Wanneer de verhinderingsgraad
onbekend is, wordt meestal een verhinderingsgraad
van 1,0 als conservatief uitgangspunt gehanteerd.
?????De daadwerkelijke verhinderingsgraad kan op
verschillende manieren worden benaderd. In dit reken-
voorbeeld zal de verhinderingsgraad van een wand op
een eerder gestorte vloer worden bepaald met behulp
van de volgende methodes:
- NEN-EN 1992-3, bijlage L [1];
- Ciria 660 [3];
- Nilsson [4];
- Met behulp van EEM-software.
Het maakt veel uit voor het verloop van de verhin-
deringsgraad over de hoogte van de wand of de
wand is verhinderd om te krommen of niet. In figuur 2
is het verschil tussen die twee situaties weergege-
ven. Wanneer de wand volledig is verhinderd om te
UITGANGS-
PUNTEN
dikte vloer / wand d = 500 mm
hoogte wand h = 4 m
lengte wand l = 20 m
afstand tot
tegenovergelegen wand
a = 25 m
tijd tussen stort vloer en stort wand 2 weken
NIEUWE METHODE SCHEURWIJDTEBEREKENING
Recent heeft de CROW-commissie 'Scheurwijdtebeheersing van betonconstructies' een
nieuwe methode gepresenteerd voor het berekenen van scheurwijdten ten gevolge van
verhinderde vervormingen. Het betreft een robuuste methode, die grotendeels aansluit
op NEN-EN 1992-1-1 en waarin het aantal moeilijk in te schatten parameters is beperkt.
Deze methode is gekalibreerd aan, en sluit goed aan op, de gemeten scheurwijdtes in
18 constructies. In die methode speelt de verhinderingsgraad geen rol. Meer over deze
methode staat in het artikel 'Nieuwe methode scheurwijdteberekening' uit februari 2021.
De commissie adviseert om, indien mogelijk, die methode toe te passen, en de hieruit
volgende wapening als een minimale ondergrens te beschouwen. De commissie heeft
geconstateerd dat er mogelijk nog wel enige reserve in de methode zit, maar dat 18
metingen onvoldoende zijn om dit te verantwoorden. Daarom nogmaals de oproep aan
de praktijk om gegevens van constructies en metingen van scheurwijdtes door verhinderde
vervorming te delen met de commissie.
Er zijn echter situaties denkbaar waarbij de verhinderingsgraad mogelijk van belang is.
Dat zou bijvoorbeeld kunnen wanneer verhinderde vervormingen worden gecombineerd
met andere belastingen. Daarbij zal rekening moeten worden gehouden met de door de
verhinderde vervormingen ontstane rekverdeling in de constructie in combinatie met de
krachtsverdeling door de overige belastingen in de constructie. De constructeur is daarbij
in belangrijke mate aangewezen op 'engineering judgement' omdat de mogelijke aanpak
per situatie verschillend zal zijn. Om de constructeur daarbij te ondersteunen vindt de
redactie van Cement het toch nuttig een toelichting op de verhinderingsgraad in het
onderhavige artikel te publiceren.
fig. 1 Beschouwde doorsnede
krommen, zal de wand over de volledige hoogte onder
trek komen te staan. Ook ontstaan er grotere verti-
cale spanningen en kunnen er horizontale scheuren
ontstaan bij de aansluiting tussen de wand en de vloer.
Is de wand daarentegen deels vrij om te krommen,
60? CEMENT 7 20 21
wand vrij vervormen en wordt er dus geen vervorming
verhinderd, de verhinderingsgraad is hier gelijk aan
0. Onderin de hoeken zit een zone waar de verhinde-
ringsgraad uitkomt op 0,25. Voor het bepalen van de
verhinderingsgraad in het midden van de wand wordt
verwezen naar tabel L.1 uit de norm (tabel 1).
?????In deze case is de ratio L/H: 5. Door lineair inter-
poleren wordt de verhinderingsgraad aan de onder-
zijde bepaald op 0,5 en aan de bovenzijde op 0,35.
?????Wat niet vermeld staat in bijlage L van NEN-EN
1992-3 is dat de weergegeven verhinderingsgraden
inclusief een kruipfactor van 0,5 zijn (bron: Ciria 660
[3]). Het effect van relaxatie is hierin al meegenomen,
waardoor de waardes lager uitvallen dan wanneer
alleen naar verhinderingsgraad wordt gekeken.
Ciria 660
In Ciria 660 [3] wordt kritiek gegeven op de methode
die is opgenomen in NEN-EN 1992-3. De verhinde-
ringsgraad wordt in Ciria 660 in grote mate bepaald
door de stijfheid van het beschouwde element en de
aansluitende elementen. Voor het bepalen van de
verhinderingsgraad van een nieuw element op een oud
element (wand op vloer) wordt de volgende formule
geïntroduceerd:
Verhindering bij de aansluiting:
=
+ nn
oo
j 1
1
AE
AE
R
= ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ???? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?
23 4 567 i 0 7
res 0 1 23 4 56 7 i 0 i
c ccc c c cc c aa a a a a a a a
H HH H H H H H H
(A5.1)
W
aarin:
A
n = doorsnede v an het nieuwe element
A
o = doorsnede v an het oude element
E
n = elast iciteitsmodulus van het nieuwe element
E
o = elast iciteitsmodulus van het oude element
Om de verhinderingsgraad met Ciria 660 te bepalen
is meer informatie benodigd dan wanneer deze met
de NEN-EN 1992-3 wordt bepaald. Het meenemen van
dan ontstaat bovenin de wand druk en zullen de
scheuren minder ver naar boven doorlopen. Ook de
verticale spanningen zullen kleiner zijn.
?????De methodes die in dit artikel worden beschouwd
gaan allemaal anders om met de invloed van de vloer
op het krommen van de wand.
NEN-EN 1992-3, bijlage L
Een van de snelste methodes om de verhinderings-
graad te bepalen is het gebruik van bijlage L uit
NEN-EN 1992-3 [2]. In deze bijlage zijn afbeeldingen
opgenomen van enkele constructietypes met daarin
weergegeven wat de verhinderingsgraad is. In de
NEN-EN 1992-3 staat vermeld dat wordt uitgegaan van
een wand die volledig verhinderd is om te krommen.
Verhinderingsgraad case?We gaan in dit artikel uit
van een vrijstaande wand en gebruiken daarom type a
om de verhinderingsgraad te bepalen ('wall on base',
fig. 3). Zoals aangegeven in figuur 3 verschilt de
verhinderingsgraad per zone. Aan de randen kan de
fig. 2 Krachten en scheurvorming bij stijve en slappe vloer [3]
fig. 3 Wand type a uit bijlage L van NEN-EN 1992-3: wand op vloer
(figuur L.1 uit [3])
Legenda:
1 V ertical restraint factors
2
Horiz
ontal restraint
factor (obtain from table
L.1 for this central zone)
3
Expansion or f
ree
contraction joints
4
(whiche
ver is the
greater)
5
P
otential primary cracks Tabel 1 Verhinderingsgraad uit figuur 3 volgens (Tabel L.1 uit [3])
ratio L/H
restraint factor at base restraint factor at top
1 0,5 0
2 0,5 0
3 0,5 0,05
4 0,5 0,3
>8 0,5 0,5
CEMENT 7 2021 ?61
rekenen in de praktijk (16)
de verhouding E n/E0 en A n/A0 lijkt een aanwijzing dat
de wand niet volledig verhinderd is tegen krommen.
In de literatuurverwijzingen die in Ciria 660 worden
genoemd is hierover echter niet direct iets terug te
vinden. Het is daarom onduidelijk of de methode van
Ciria 660 uitgaat van een wand die volledig verhinderd
is tegen krommen of niet.
?????Met de formule kan worden meegenomen dat
de verhinderingsgraad varieert in de tijd doordat de
E-modulus van het nieuwe beton verandert. Maar in
de praktijk gebeurt het maar zelden dat dit effect
wordt bepaald. Ciria 660 beveelt aan om de waarde
E
n/E0 aan te nemen tussen de 0,7 en de 0,8, waarbij
een lagere waarde wordt aangehouden als het beton
sneller afkoelt.
?????Ook het bepalen van de factor A
n/A0 is niet
eenduidig. Dit komt doordat onbekend is wat de
invloedsbreedte van de vloer is.
Verhinderingsgraad case?Aangezien er over de
afkoeling van het beton niets bekend is, wordt voor
de verhouding E
n/E0 in deze case uitgegaan van een
conservatieve waarde E
n/E0 = 0,7.
Voor wat betreft de verhouding A
n/A0 beveelt Ciria 660
voor een wand op de rand van een vloer aan om de
volgende regel te hanteren:
A
n/A0 = h n/h0 = 500 /500 = 1,0
De totale verhinderingsgraad aan de onderzijde van
de wand komt daarmee uit op:
R
j = 1 / (1 + 0,7 x 1,0) = 0,59
Om de verhinderingsgraad over de hoogte te bepalen
kan gebruik worden gemaakt van de volgende vergelij-
king (A5.2 uit Ciria):
R = R
j [(1,372 (h/L) 2 ? 2,543 (h/L) + 1) + 0,044 ((L/H) ?
1,969) (h/H) 1.349 )] ?? ???(A5 .2)
De genoemde vergelijking is ook opgenomen in een
spreadsheet, die is bijgevoegd bij het Ciria 660-
rapport. Behalve dat er in formule A5.2 een haakje te
veel in de vergelijking is opgenomen wijkt de formule in
de spreadsheet ook af van bovenstaande vergelijking,
doordat de laatste term (h/H)
1,349 is vervangen door
(h/L) 1,349 . In tabel 2 is de verdeling over de wandhoogte
berekend met formule A5.2 en de spreadsheet.
?????Het verschil aan de bovenzijde van de wand
is significant, waarbij de spreadsheet van Ciria 660
beduidend gunstiger uitkomt. Om de waarden te kunnen vergelijken met NEN-EN
1992-3 zijn de waardes aan de onderzijde en boven-
zijde van de wand nog een keer vermenigvuldigd met
de door Ciria 660 aanbevolen waarde om relaxatie in
rekening te brengen. Die is 0,65. De totale factor wordt
dan:
- onderzijde: 0,59 x 0,65 = 0,38
- bovenzijde: 0,33 x 0,65 = 0,21 (conform spreadsheet
Ciria 660)
- bovenzijde: 0,40 x 0,65 = 0,26 (conform formule A5.2)
Hiermee is gebruik van Ciria 660 gunstiger dan gebruik
van NEN-EN 1992-3.
Nilsson
De uitgebreide formule van Ciria 660 is verschillend in
de tekst en in de spreadsheet, de afbeeldingen in de
NEN-EN 1992-3 zijn erg grof en bevatten een kruip-
factor. Op zoek naar een alternatieve methode om
de verhinderingsgraad te bepalen, komen we uit bij
de grafieken van Nilsson (fig. 4 [4]). Met deze grafie-
ken kan ook het verloop van de verhinderingsgraad
worden bepaald over de hoogte van de wand.
Voor semi-analytische toepassingen kunnen de
krommen in figuur 4 worden beschreven door polyno-
men van de zevende orde, volgens formule 10-1 uit [4]:
=
+ nn
oo
j 1
1
AE
AE
R
= ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? =+ + + + + + + = ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ???? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?
23 4 567 i 0 7
res 0 1 23 4 56 7 i 0 i
c ccc c c cc c aa a a a a a a a
H HH H H H H H H
=
+ nn
oo
j 1
1
AE
AE
R
= ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ???? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?? ?
23 4 567 i 0 7 res 0 1 23 4 56 7 i 0 i
c ccc c c cc c aa a a a a a a a
H HH H H H H H H
De coëfficiënten a 1 t/m a 7 uit deze formule kunnen
worden ontleend aan tabel 3.
Tabel 2 Vergelijking betekening volgens formule A5.2 uit Ciria en spreadsheet uit Ciria 660
h (m) R (conform A5.2) R (conform spreadsheet Ciria 660)
0 0,59 0,59
0,4 0,56 0,56
0,8 0,54 0,53
1,2 0,52 0,50
1,6 0,50 0,48
2 0,48 0,45
2,4 0,46 0,43
2,8 0,44 0,40
3,2 0,43 0,38
3,6 0,41 0,35
4 0,40 0,33
62? CEMENT 7 20 21
????????? ??????? ??? ??????? ????????????
??
????????? ?? ??? ??? ?????? ??? ????? ?? ???????? ?????? ????? ?? ?????? ? ??? ??? ? ?
????? ???? ?? ??? ??? ????? ?? ? ?????? ???? ?????? ??????
????? ?
??? ??? ??? ??? ??? ??? ???? ??? ????
?
?
?
?
?
?
??? ? ?? ? ???
???
???
???
????? ? ? ???
?????????
???
???? ??
??
?????? ? ????????? ????? ?????????? ?????? ????? ? ?????? ???? ???? ?????? ??? ??? ? ? ????? ????
?? ??? ?? ?? ???????? ?? ??? ???????? ???????? ??? ?? ??? ?????? ???????? ??????? ?????? ???? ????
?????? ????????? ?? ?????? ???????
??? ??????????? ???????? ?? ??? ??????????????? ?????? ??? ?????? ?? ?????? ? ???
?? ????????? ?? ??????????? ?? ??????? ????? ????????? ??
???
? ?? ? ? ?
??? ?
?? ? ?
???
? ?? ? ?
?
?
??? ? ? ? ?? ? ?
?? ? ? ?
? ?? ? ?
??? ?
??? ? ??? ?
=
?? ?? ?? ?? ??
?=+ + + + ?? ?? ?? ?? ??
?? ?? ?? ?? ??
?? ?? ?? ??
++ + = ?? ?? ?? ??
?? ?? ?? ??
?
???
???? ???????????? ????????? ?? ????? ??
De grafiek van Nilsson gaat uit van een wand die volle-
dig is verhinderd tegen krommen. Nilsson beschrijft
ook een methode om de verhinderingsgraad te
bepalen in een wand die wel kan krommen. Deze
methode is echter complex door de vele factoren die
in de bepaling moeten worden toegepast en is om die
reden niet uitgewerkt.
Verhinderingsgraad case?In dit rekenvoorbeeld is de
verhouding L/H
c = 20 m / 4 m = 5. De coëfficiënten a 0
t/m a
7 worden dan: a
0 = 1
a
1 = -0,387
a
2 = 0,036
a
3 = 0,132
a
4 = -0,031
a
5 = a 6 = a 7 = 0
De verhinderingsgraad is net als in Ciria 660 in een
spreadsheet bepaald over de hoogte. De uitkomsten
staan in tabel 4.
De gevonden verhinderingsgraad met Nilsson is veel
conservatiever dan de verhinderingsgraad bepaald
met Ciria 660. Indien de verhinderingsgraad met de
NEN-EN 1992-3 vergeleken wordt, moet weer een
aanname worden gedaan voor de kruipfactor. NEN-EN
1992-3 houdt een kruipfactor van 0,5 aan. Ciria 660
beveelt een kruipfactor van 0,65 aan. We gaan hier
even uit van de kruipfactor van 0,5 conform NEN-EN
1992-3.
Onderzijde: 1,0 x 0,5 = 0,5
Bovenzijde: 0,75 x 0,5 = 0,375
De methode van Nilsson komt daarmee op bijna
dezelfde verhinderingsgraad uit als de NEN-EN 1992-3.
Tabel 3 Coëfficiënten van vergelijking 10-1 [4])
coëfficiënten
L/Hc a?a?a?a?a?a?a?a?
0,25 1-14,4 373,76-1 67,6152,519,93-117,5 52,36
0,5 1-5,9617,7 8 612,14 -30,91 5,168 24,24-13,46
1 1-3,112 1,913 1,863 -1,746 000
1,2 1-2,3920,2273,072-2,038000
1,4 1-1,907 -0,362 2,700 -1,588 000
1,6 1-1,690 -0,304 1,907 -1,062 000
2 1-1,238-0,5411,158 -0,441 000
3 1-0,912-0,0410,1890,054000
4 1-0,6410,1310,026 0,063 000
5 1-0,3870,0360,132 -0,031 000
6 1-0,206 -0,197 0,455-0,202000
7 1-0,185 0,222 -0,253 0,127 000
10 1-0,0190,00700000
40 10000000
fig. 4 Verhinderingsgraad volgens Nilsson [4]
CEMENT 7 2021 ?63
rekenen in de praktijk (16)
Eindige-elementenmodellen
De verhinderingsgraad kan ook worden bepaald door
gebruik te maken van eindige-elementenmodellen
(EEM). Het voordeel hiervan is dat kan worden onder -
zocht wat de invloed van verschillende parameters
op de v
erhinderingsgraad is. Daarnaast kunnen aller -
lei constructies worden onderzocht en niet alleen de
st
andaard wand-op-vloerconstructie. Belangrijk bij het
gebruik van EEM is dat wordt uitgegaan van de stijfheid
van ongescheurd beton. Alleen dan kan worden bepaald
welk deel van de opgelegde vervorming voor spanningen
in het beton en daarmee scheurvorming zorgt.
Verhinderingsgraad case?Figuur 5 toont de resultaten
van de EEM-berekening van de case. Onder de vloer
is een bedding aangebracht van 20 MN/m
3. Op de
wand is een temperatuurbelasting gezet van -10 °C.
In dit geval is in het model een lineaire uitzettingsco-
efficiënt v
an 1,2 ? 10
?6 K-1 aangehouden, wat resulteert
in een vervorming van
? = 0,12 ?. De normaalkracht
bij volledige verhindering kan dan berekend worden
met N(R
1,0) = ? ? E ? A. Voor een wand met dikte 500 mm
en E = 32.800 N/mm 2 is de normaalkracht bij volle-
dige verhindering N(R
1,0) = 1968 kN/m. In figuur 5 is de
normaalkracht te zien die met het EEM is berekend.
De maximale verhinderingsgraad kan nu berekend
worden door de berekende normaalkracht te delen door de normaalkracht N
(R
1,0) bij volledige verhindering.
Onderin de wand betekent dit:
R
onder = 1317 / 1968 = 0,67
Aan de figuur is ook te zien dat de wand in staat is om
te krommen. Aan de bovenzijde van de wand ontstaan
drukkrachten in plaats van trekkrachten.
Invloed E-modulus?In dit voorbeeld is voor de vloer en
de wand dezelfde E-modulus gebruikt en is nog geen
rekening gehouden met het feit dat de betonwand
tijdens de verharding een andere E-modulus heeft
dan de betonvloer. In figuur 6 is te zien wat er gebeurt
wanneer de E-modulus van de wand nog slechts de
helft bedraagt van de E-modulus van de vloer.
Invloed lengte wand?De vrijheid om te krommen
is gerelateerd aan de waarde voor de bedding en
de lengte van de wand. Wordt de wand langer, dan
zal deze in het midden minder in staat zijn om te
krommen. In dat geval ontstaat ook trek aan de
bovenzijde van de wand (fig. 7).
Invloed bedding?Ook de invloed van de bedding op
de verhinderingsgraad kan zichtbaar worden gemaakt.
In figuur 8 is de bedding 10 maal groter dan in
Tabel 4 Uitkomsten spreadsheet Nilsson
y y/H c a
? a
? (y/H c)
a
? (y/H c)²
a
? (y/H c)³
a
? (y/H c)?
R
0 010,000 0,000 0,000 0,000 1,00
0,4 0,11-0,0390,000 0,000 0,000 0,96
0,8 0,21-0,0770,0010,0010,0000,93
1,2 0,31-0,1160,0030,0040,0000,89
1,6 0,41-0,155 0,006 0,008-0,0010,86
2 0,51-0,194 0,009 0,017-0,0020,83
2,4 0,61-0,2320,0130,029-0,0040,81
2,8 0,71-0,2710,0180,045-0,0070,78
3,2 0,81-0,3100,0230,068-0,0130,77
3,6 0,91-0,3480,0290,096-0,0200,76
4 11-0,3870,0360,132-0,0310,75
64? CEMENT 7 20 21
Figuur 5 Normaalkrachten in een wan\f bereken\f met EEM \b ? = 0,12?, wan\f\fikte 500 mm, E =
32.800 N/mm
2, be\f\fing 20 MN/m 3
Figuur 7 Normaalkrachten in een wan\f bereken\f met EEM \b ? = 0,12?, wan\f\fikte 500 mm, E =
32.800 N/mm 2, be\f\fing 20 MN/m 3, lengte l = 40m)
Figuur 6 Normaalkrachten in een wan\f bereken\f met EEM \b ? = 0,12?, wan\f\fikte 500 mm, E wan\f =
16.400 N/mm 2, Evloer = 32.800 N/mm 2 be\f\fing 20 MN/m 3
Figuur 8 Normaalkrachten in een wand berekend met EEM (?=0,12?, wanddikte 500mm, E=32.800 N/mm 2,
bedding 200 MN/m 3 )
figuur 5. Hierin is ook te zien dat de drukzone aan de
bovenzijde kleiner wordt.
Vergelijking verhinderingsgraad case?Uit boven-
staande figuren is af te leiden dat de verhinderings-
graad behoorlijk kan variëren met het aanpassen van
de eigenschappen van de wand. De grootste hier met
de EEM-methode berekende verhinderingsgraad is
0,67.
Om te kunnen vergelijken met de andere methodes
wordt deze verhinderingsgraad ook met een kruipfactor
van 0,5 vermenigvuldigd.
fig. 5 Normaalkrachten in een wand berekend met EEM ( ? = 0,12?,
wanddikte 500 mm, E = 32.800 N/mm², bedding 20 MN/m³ fig. 6 Normaalkrachten in een wand berekend met EEM ( ? = 0,12?,
wanddikte 500 mm, E
wand = 16.400 N/mm², E vloer = 32.800 N/mm² bedding 20 MN/m³
fig. 7 Normaalkrachten in een wand berekend met EEM (
? = 0,12?,
wanddikte 500 mm, E = 32.800 N/mm², bedding 20 MN/m³, lengte l = 40m) fig. 8 Normaalkrachten in een wand berekend met EEM ( ? =0,12?,
wanddikte 500mm, E = 32.800 N/mm², bedding 200 MN/m³)
Ronder = 0,67 x 0,5 = 0,34
De uitkomst is minder conservatief dan het resultaat
met de NEN-EN 1992-2 en de hier uitgewerkte bereke-
ning volgens Nilsson. Waarschijnlijk komt dit doordat
in de EEM-methode het krommen van de wand niet
volledig verhinderd is. De uitkomsten van de EEM-
methode liggen dichter in de buurt van de Ciria 660
methode. Een groot voordeel van de EEM-methode is
dat deze de mogelijkheid geeft om een parameterstu-
die uit te voeren, ook voor constructies die afwijken van
het standaard wand op vloer voorbeeld.
CEMENT 7 2021 ?65
rekenen in de praktijk (16)
Conclusie
De uitkomsten van verschillende methodes om
verhinderingsgraden te berekenen kunnen behoorlijk
verschillen. De methodes zijn niet altijd goed vergelijk-
baar, omdat er verschillende uitgangspunten worden
gebruikt, zoals het wel of niet toestaan van kromming
en het wel of niet meenemen van een kruipfactor.
Tabel 5 bevat een overzicht van de eigenschappen
van de in dit artikel gebruikte methodes en de grootste
gevonden verhinderingsgraad.
?????De mate waarin de wand verhinderd is om te
krommen, wordt grotendeels bepaald door eigen-
schappen van de constructie die in de praktijk lang
niet allemaal bekend zijn: de E-modulus van jong en
oud beton, de invloed van beddingen en de breedte
van de aangrenzende constructies die in de modelle-
ring moet worden aangehouden. NEN-EN 1992-3
houdt met deze eigenschappen geen rekening. Ciria
660 geeft een praktische aanpak, echter is niet bekend
of de aanbevolen waardes altijd geldig zijn. De
methode van Nilsson wordt complex wanneer het
effect van krommen wordt meegenomen. Met de
EEM-methode kan de invloed van verschillende para-
meters worden onderzocht, ook voor constructies die
afwijken van de standaard wand op vloer constructie.
Om die reden wordt de voorkeur gegeven aan deze
laatst beschreven methode. De constructeur zal op
basis van een parameterstudie vervolgens een conser-
vatieve aanname moeten doen voor de verhinderings-
graad, want die is in de praktijk niet exact te bepalen.
Tabel 5 Eigenschappen van de besproken methodes en de grootste gevonden verhinderingsgraad
NEN-EN 1992-2 Ciria 660NilssonEEM
verhinderd om te krommen jaonbekendja, zoals toegepast in
dit voorbeeldnee
kruipfactor inbegrepen Janeeneenee
kruipfactor 0,50,650,50,5
maximale verhinderings-
graad inclusief kruipfactor 0,5
0,380,50,34
Referenties
1?NEN-EN 1992-1-1+C2:2011 Eurocode 2: Ontwerp en
berekening van betonconstructies - Deel 1-1: Algemene
regels en regels voor gebouwen.
2 ?NEN-EN 1992-3:2006 Eurocode 2: Ontwerp en bere-
kening van betonconstructies - Deel 3: Constructies voor
keren en opslaan van stoffen.
3 ?Bamforth, P.B., Ciria C660, Early-age thermal crack
control in concrete, London 2007.
4 ?Nilsson, M., Technical Report, Restraint Factors and
Partial Coefficients for Crack Risk Analyses of Early Age
Concrete Structures, Luleå University of Technology,
2003.
Reacties
Eelco van der Weij - Van Hattum en Blankevoort 24 november 2021 14:20
Dit artikel geeft een mooi overzicht van de berekening van verhinderingsgraad. De vraag is echter in hoeverre de CROW-methodiek 'Scheurwijdtebeheersing van betonconstructies' nu aansluit bij deze berekeningen, aangezien de verhinderingsgraad geen parameter is in de CROW-methodiek?