Het Betonakkoord streeft naar 30% CO2-reductie in 2030. De vele experts en betrokkenen die ik de afgelopen periode heb gesproken, vermoeden dat er voldoende urgentiebesef is. Maar toch laten de cijfers zien dat we moeten opschalen, dat we keuzes moeten maken en het innovatietempo omhoog moet. Op basis van alle gesprekken ben ik van mening dat als we op dezelfde voet verdergaan, we de structurele verbetering niet gaan halen.
Ir.ing. S.M. (Sander) den Blanken RO (47) studeerde Civiele Techniek aan de TU Delft. Hij heeft meer dan twintig jaar ervaring bij diverse ingenieursbureaus, waaronder Arcadis, Ingenieursbureau Gemeente Amsterdam en Arup. Sinds maart 2019 is Den Blanken managing director van BAM Infraconsult en sinds augustus 2020 statutair directeur van BAM Infra Assetmanagement, beide onderdeel van BAM Infra Nederland. Samen met Dorien Staal, statutair directeur van betonfabriek Voorbij Prefab, neemt hij gedurende een jaar de column in Cement voor zijn rekening.
In mijn zoektocht de afgelopen maanden kwamen de volgende vragen naar boven. Welke impact maken we eigenlijk? In welk speelveld begeven we ons? Welke hordes moeten we met elkaar nemen? Welke partijen zijn aan zet? Zijn wij ons daar bewust van? Hoe kunnen we dit proces versnellen? In mijn voorlopig laatste column probeer ik te schetsen welke reis wij met elkaar nog af te leggen hebben en daarbij jou als lezer aan te zetten tot initiatief.
Het Nederlandse betongebruik leidt tot een CO2-uitstoot van circa 3,5 Mt per jaar. Dit is 1,7% van de jaarlijkse CO2-emissie in Nederland. Voor de betonproductie zijn grote hoeveelheden cement nodig: 80% van de emissie van beton is gerelateerd aan de productie van cement. Het Betonakkoord streeft naar minimaal 30% CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990, waarbij wordt gekeken naar de totale emissie van het geproduceerde beton. De zorg is dat de relatieve verbetering per m3 geproduceerd beton achterblijft. Tussen 1990 en 2017 hebben we per m3 slechts een reductie van 13% gerealiseerd. Om een structurele verbetering door te voeren, moet het innovatietempo omhoog.
In Nederland zijn zand, grind en kalksteen (nog) geen schaarse grondstoffen. De voorspelling is dat andere ingrediënten van beton zoals hoogovenslakken en vliegas in beschikbaarheid af zullen nemen, door de verduurzaming van de staalindustrie en de sluiting van kolencentrales. Hiermee neemt, bij gelijkblijvende productie, de afhankelijkheid van kalksteen toe. Het nadelige effect hiervan is dat de CO2-emissie stijgt! Het ontbreekt aan voldoende concurrerende alternatieve klinker- en cementsoorten, waardoor ook de import toeneemt. Het speelveld tussen beschikbaarheid van grondstoffen, import en de ontwikkeling van alternatieve bindmiddelen moet worden gereguleerd. Hier is werk aan de winkel voor beleidsmakers.
De meeste betonconstructies vereisen een lange levensduur, soms zelfs meer dan 100 jaar. Dat maakt experimenteren niet eenvoudig. Onze normen zijn robuust en gebaseerd op vele jaren ervaring. Voor nieuwe materialen is deze ervaring nog niet opgedaan. Voor vernieuwing is zowel theoretische kennis van constructieleer, materiaaltechnologie, chemische samenstelling, als die van de praktijk noodzakelijk. Evenals het lef om op te schalen naar de bovenliggende veiligheidsfilosofie. Hier liggen de echte mogelijkheden tot vernieuwing. Het is zowel de opgave van de Betonvereniging, die met Studio Beton Digitaal hier invulling aan geeft, als ook die van ingenieursbureaus, opleidingsinstituten om holistisch te ontwerpen en op te leiden.
De ontwikkeling van het Beton Bewust Certificaat naar het CSC Certificaat is een mooi voorbeeld waaruit blijkt dat de betonsector zijn goede wil toont. Inzetten op circulariteit is bij veel van de cementleveranciers zelfs onderdeel van hun nieuwe bedrijfsvoering. Daarbij is financieel gezien het toepassen van bijvoorbeeld betongranulaat erg interessant. Het niet-circulair slopen en scheiden belemmert het toepassen van secundaire toeslagmaterialen ernstig. Bouwbedrijven zouden hierbij de mogelijkheden beter in kaart moeten brengen. Samen optrekken met de recycle- & reuse-bedrijven is cruciaal. Ter inspiratie zouden wij een voorbeeld kunnen nemen aan New Horizon, een specialist in ‘urban mining’. Dit kan de markt in principe helemaal zelf regelen en organiseren.
Rijkswaterstaat en ProRail promoten het experimenteren met ‘groenere’ betonsoorten. De start van het Innovatieloket Rijkswaterstaat is een goed voorbeeld. Omdat regelgeving achterblijft bij ontwikkelingen en innovaties, kan een innovatie via dit loket worden ingebracht. In zogenoemde proeftuinen worden innovaties getest, zoals op de Afsluitdijk. De focus is tweeledig: ten eerste vermindering van CO2-uitstoot door de inzet van alternatieve bindmiddelen, in de vorm van alternatieve cementtypes of alkali-geactiveerde materialen (geopolymeren). Ten tweede gebruik van nieuwe recyclingtechnieken en optimaliseren van de inzet van betongranulaat. Er blijft dus een belangrijke rol liggen bij de vragende partijen, zoals ontwikkelaars en overheden. Zij kunnen de lat voor duurzaam en circulair beton ieder keer op de juiste hoogte leggen en blijven oefenen, totdat we klaar zijn om het volgende reisdoel te bepalen.
Als keten moeten we blijven experimenteren. Zoals met beton zonder cement maar met geopolymeren, bijvoorbeeld toegepast bij de spoorwegonderdoorgang in Heiloo. We maken met elkaar sneller impact als wij op minder risicovolle onderdelen duurzaam beton toepassen. Bij een risicogestuurde aanpak en segmentering, waar BAM voor staat, passen we duurzamer beton toe waar de risico’s het kleinst zijn en hoogwaardige kwaliteit waar de levensduureisen hoog zijn. Dit vereist dus keuzes maken. Dit is dé manier om én duurzaam beton toe te passen én te leren én op de lange duur ervaring op te doen.
Reacties
Monique den Blanken 07 maart 2021 12:01
Interessant artikel, Sander. Innovatie van nieuwe duurzame materialen is niet alleen fantastisch en noodzakelijk maar ook een uitdaging, die geld kost en de urgentie daarvan op ieders agenda zetten is de grootste uitdaging! Belangrijke taak!