De ontdekking van de 'systeemfout' bij de vloeren in de parkeergarage van Eindhoven Airport heeft geleid tot vele uitdagingen. Hoe kan worden vastgesteld of vergelijkbare andere constructies nog veilig genoeg zijn? En, als blijkt dat constructies niet voldoen, hoe kunnen die dan worden versterkt? Onder leiding van BAM is in samenwerking met Hilti en een aantal andere partijen onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van versterking door middel van in te boren ankers.
58
thema
800 800 816 300 816 300
koppelwapening
draadeinden ?16 8.8 draadeinden ?16 8.8
= bollen verwijderd maten in mm
Versterking
breedplaatvloeren
onderzocht
1
Onderzoek naar versterkingen met ingeboorde korte ankers
De ontdekking van de 'systeemfout' bij de vloeren in de parkeergarage van
Eindhoven Airport heeft geleid tot vele uitdagingen. Hoe kan worden vastgesteld
of vergelijkbare andere constructies nog veilig genoeg zijn? En, als blijkt dat
constructies niet voldoen, hoe kunnen die dan worden versterkt? Onder leiding
van BAM is in samenwerking met Hilti en een aantal andere partijen onderzoek
gedaan naar de mogelijkheden van versterking door middel van in te boren ankers.
Taskforce
Aansluitend op het onderzoek naar de
oorzaak van de gedeeltelijke instorting
van de parkeergarage Eindhoven
Airport [2], heeft BAM het initiatief
genomen versterkingen te gaan onder -
zoeken. Daartoe is een Taskforce
gestart, waarin naast BAM wordt deel-
genomen door Hilti Nederland, Advies-
bureau Hageman, Van Rossum en ABT.
Uit de onderzoeken van TNO, Adviesbureau Hageman en de
Onderzoeksraad voor Veiligheid [1], is naar voren gekomen
dat de parkeergarage van Eindhoven Airport gedeeltelijk kon
instorten door onvoldoende capaciteit voor een positief buigend
moment ter plaatse van de plaatnaden. Een versterkingsmethode
moet er dan ook op gericht zijn de buigendmomentcapaciteit
van de vloer ter plaatse van de plaatnaden te verhogen.
Experimenteel onderzoek naar oorzaak instorting
Voor het onderzoek naar de oorzaak van de instorting zijn in
2017 in het Structures Laboratory van de TU Eindhoven
proeven uitgevoerd (Bijlage XI bij [2]). Proefstukken met een
lengte van 3,8 m, een breedte van 0,8 m en een dikte van
450 mm zijn gebruikt om een deel van de vloer, inclusief de
2
thema
Versterking breedplaatvloeren onderzocht
1 2019
59
2
0 4
8
6
10 14
12 161820
350
300
250
200
150
100
500
doorbuiging [mm]
last [kN]
onversterkt
volledig versterkt
1 Versterking proefstuk VA34 met aan elke
zijde 8 voorgespannen ankers nabij de naad
(NB: de ankers tussen de last en de opleg-
ging zijn de draadeinden)
2 Beproevingswijze voor buigendmomentca-
paciteit, zoals toegepast in onderzoek naar
de oorzaak van de instorting [2]
naad tussen de breedplaten met de koppelwapening, te
representeren. Een schets van het proefstuk en de wijze van
belasten is in figuur 2 weergegeven. Om te voorkomen dat, als
gevolg van de gekozen wijze van beproeven, in de experimen-
ten vroegtijdig bezwijken door dwarskracht optreedt, zijn aan
de uiteinden bollen weggelaten en buiten het gebied van de
verbinding versterkingen (draadeinden) aangebracht.
Onversterkte proeven
In totaal zijn tien proefstukken vervaardigd, waarvan er zeven
onversterkt zijn beproefd. Hierbij is een aantal variaties meege-
nomen, zoals hoeveelheid en plaats koppelwapening, wel of
geen bol bij de naad en wel of geen knik ter plaatse van de
naad. De gevonden last-doorbuigingsrelaties verschilden
onderling niet veel. In figuur 3 zijn die weergegeven als 'onver -
sterkt', waarbij de last gelijk is aan één van de twee lasten in de
vierpuntsbuigproef (fig. 2). Voor de proefstukken met als
koppelwapening 4 Ø16 mm tussen de bollen bleek het experi-
menteel gevonden maximale buigend moment slechts een
derde van het maximale buigend moment dat behoort bij
vloeien van de koppelwapening.
In de experimenten is gevonden dat met toenemende last en
doorbuiging, in eerste instantie de naad tussen de breedplaten
geleidelijk in wijdte toeneemt, terwijl er tegelijkertijd in het
gedeelte tussen de tralieligger en de naad een opening ontstaat
ter plaatse van het aansluitvlak tussen de druklaag en de breed-
plaat. Dit is gemeten met opnemers over respectievelijk de
naad (horizontaal) en het aansluitvlak (verticaal). De maximaal
op te nemen last (één van de twee puntlasten) varieerde tussen
94 kN en 120 kN en leek te zijn bepaald door de initiatie van
het bij één van de twee breedplaten uittrekken van de op
afschuiving en trek belaste tralieligger. Het uittrekken vond
geleidelijk plaats, waarbij met min of meer gelijkblijvende last
de doorbuiging nog aanzienlijk kon toenemen, alvorens door
het volledig uittrekken van de tralieligger de capaciteit geheel
wegviel. Er was dus sprake van een redelijk ductiel gedrag.
Foto 4 toont een bezweken proefstuk. Dit betreft een proefstuk,
waarbij aan beide zijden van de naad in het gebied tot aan de
tralieligger geen gewichtsbesparende bollen waren toegepast.
Zoals is te zien in foto 4, loopt het breukvlak langs het aansluit-
vlak van de druklaag. Dat begint bij de naad en eindigt aan het
uiteinde van de koppelwapening, waar het breukvlak verder
gaat in een verticale scheur in de druklaag. De tralieligger is de
enige wapening die dit breukvlak doorkruist. Het zijn in eerste instantie de treksterkte van het beton en afschuifsterkte van het
aansluitvlak (voor zover gehecht), die de buigendmomentcapa-
citeit bepalen. Na het loskomen van de hechtlaag (bij uittrek-
ken tralieligger), is het waarschijnlijk de trekkracht in de
tralieligger en de daarmee evenwicht makende drukkracht in
het aansluitvlak achter de tralieligger, die nog voor de samen-
hang zorgt. Met de schuifspanningen in het onder druk staande
aansluitvlak en de afschuifkrachten in de benen van de tralie-
ligger, zal de trekkracht uit de koppelwapening via het aansluit-
vlak naar de wapening in de breedplaat kunnen worden
overgebracht (fig. 5).
prof.dr.ir. Dick Hordijk
Adviesbureau ir. J.G. Hageman / TU Delft, fac. CiTG
ir. Vincent van der Wal RO
BAM Advies & Engineering
ir. Marjan Vos-Pols
Hilti Nederland
3
Last-doorbuigingsrelaties
gevonden in het onderzoek
naar de oorzaak van de instor -
ting [2] en voor proefstukken
die 'volledig' waren versterkt
4 Bezweken proefstuk [2]
4
3
Versterking breedplaatvloeren onderzocht1 2019
60
thema
300 mm ingelijmd. Daarbij waren tevens twee achter elkaar
gelegen ankers verbonden via een stalen strip (foto 6). In
beide proeven was de verbinding zodanig versterkt dat vloeien
van de wapening, in dit geval in de breedplaat, het bezwijk-
mechanisme was. De last-doorbuigingsrelaties zijn ook in
figuur 2 weergegeven met de aanduiding 'volledig versterkt'.
Principe van versterking met korte ankers
In 2018 is het onderzoek naar versterkingsmogelijkheden bij
breedplaatvloeren voortgezet. Hierbij is uitgegaan van een
versterkingsmethode met korte ankers met als bedoeling de
capaciteit van het aansluitvlak, of eigenlijk de overlappingslas,
te verbeteren. De ankers fungeren dan net als wapening lood-
recht op de overlappingslas (fig. 7). Belangrijk is dat de ankers
voldoende zijn verankerd voor het opnemen van trekkrachten.
Ook geldt dat als de ankers te dicht bij de rand van de breed-
plaat worden geplaatst randbreuk kan optreden. Kortom, er
moet aandacht worden besteed aan de positie van de ankers. In
het geval van een vloer met gewichtsbesparende elementen
wordt de positie van de ankers ook in belangrijke mate bepaald
door aangebrachte bollen, waarin vanzelfsprekend niet kan
worden verankerd, en de positie van de wapening in de breed-
plaat en van de koppelwapening.
Opzet onderzoek naar versterking met korte ankers
Voor het onderzoek in 2017 waren twee vloervelden met de
afmetingen 5 × 6 m
2 gemaakt, waarbij de breedplaten in de
fabriek op dezelfde wijze waren vervaardigd als die voor de
vloeren van de parkeergarage. Uit die vloervelden zijn daarna
de proefstukken gezaagd. Omdat het niet mogelijk was de
breedplaten opnieuw in dezelfde fabriek te maken, zijn die
door BAM zelf vervaardigd. Nu zijn er geen proefstukken uit
'Volledige' versterking
De resterende drie proefstukken in het onderzoek zijn gebruikt
voor verkennende proeven op versterkte proefstukken. Bij
proefstuk VA34 zijn aan beide zijden van de naad vier ankers
M16 en twee ankers M20 door en door aangebracht, waarbij in
de ankers een voorspanning van circa 350 MPa is aangebracht
(foto 1). Bij een tweede proefstuk, VL34b, zijn aan elke zijde
van de naad 8 draadeinden 8.8 M20 over een lengte van
5
Verondersteld mecha-
nisme in de horizontale
tak van het last-doorbui-
gingsdiagram
6 Versterking proefstuk VL34b
met aan elke zijde 8 stuks
300 mm diep ingelijmde
8.8 draadeinden M20
7 Principe van versterking
van breedplaten met
korte ankers
5
7
6
Versterking breedplaatvloeren onderzocht
1 2019
61
bollen ? 360
tralieligger1250
450450
425
200
1250
425 200
450
380
70
bollen ? 360
400
400
800
3800
1900 1900
775 775
1550
380
450
70
4 ?16
tussen de bollen
l = 1550
bollen ? 225
tralieligger1200
250 250
150
150
300 300
1200
300
300
280
210
70
bollen ? 225
3800
1900
1900
4 ?16
l = 1550
775
775
575 575
1550
1150 2 ?10
l = 1150
?16
?10
800 250
150 150
250
70
210
280
800 800 816 300 816 300
kracht kracht
v1 v2 v3
v7 400 2?50
v4 v5
400
v22 v21 v23 v24
maten in mm
v.. : vervormingsopnemers
0
50
100
150
200
250
300
350
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20
last [kN]
doorbuiging [mm]
onversterkt
versterkt 1
TF450BR
8 Tekening van 450 mm hoog proefstuk,
waarbij de koppelwapening is aangegeven
9 Tekening van 280 mm hoog proefstuk,
waarbij de koppelwapening is aangegeven 10
Uitgevoerde metingen tijdens de
experimenten
11 Last-doorbuigingsrelatie voor proefstuk
TF450BR (onversterkt en type B)
De proefstukken zijn wederom beproefd in het Structures
Laboratory van de TU Eindhoven. Hierbij is gekozen dezelfde
proefopzet te gebruiken als die voor de proeven in 2017 is
gebruikt. In figuur 8 is een tekening van het proefstuk opgeno-
men. In de 800 mm brede breedplaat is 8 Ø14 mm en 4 Ø8 mm
(totaal 1433 mm
2) als langswapening opgenomen en de toege -
paste koppelwapening is 8 Ø16 mm (totaal 1608 mm
2).
In de praktijk komen verschillende typen vloeren voor met
verschillende dikten. Om die reden zijn naast proefstukken van
450 mm ook proeven uitgevoerd op proefstukken met een
dikte van 280 mm (fig. 9). De hoeveelheid koppelwapening is
hierbij 961 mm
2, terwijl in de breedplaat 1012 mm 2 is toege -
past.
Omdat in de praktijk soms een strook naast de naad massief is
gemaakt, door de eerste rij bollen weg te laten, is dat ook als
variabele in het onderzoek meegenomen. Bij proefstukken
aangeduid als 'type A' lopen de bollen door tot aan de naad,
terwijl bij proefstukken 'type B' de rij bollen tussen de naad en
de tralieligger is weggelaten.
Als referentie voor de proeven met een versterking is een aantal
proefstukken onversterkt beproefd. In figuur 10 zijn de metin-
gen weergegeven die tijdens de experimenten zijn uitgevoerd.
Resultaten onversterkte proefstukken
Bij de eerste proefstukken die zijn vervaardigd en die onver -
sterkt zijn beproefd, bleek de aanhechting in het aansluitvlak
beter te zijn dan bij de in 2017 beproefde proefstukken. De
wijze van mengen, transporteren, storten en nabehandelen
bleek van grote invloed te zijn op de aanhechting in het
aansluitvlak. Dat kan worden afgeleid uit de last-doorbuigings-
relaties (fig. 11). In vergelijking met de in 2017 uitgevoerde
proeven kon de last oplopen naar een waarde van circa 200 kN,
waarbij de toename van de opening van de naad tussen de
breedplaten zeer beperkt bleef en het aansluitvlak gehecht bleef.
Vervolgens ontstond er een geringe scheur in het aansluitvlak
bij een van de breedplaten. Toen de last verder was opgelopen
tot 227 kN ontstond de scheur ook ter plaatse van de tralielig-
ger en viel de last terug naar een niveau vergelijkbaar met het
plateau dat voor de proeven in 2017 was gevonden.
een groter geproduceerd vloerveld gezaagd, maar zijn de proef-
stukken direct in de gewenste afmetingen gemaakt. Voor de
breedplaten is wel hetzelfde betonmengsel toegepast, maar de
wijze van uitvoering was vanzelfsprekend significant anders
dan in 2017.
11
10
8
9
Versterking breedplaatvloeren onderzocht1 2019
62
0
50
100
150
200
250
300
350
0
2 4 6 8 10 12 14 16 18 20
last [kN]
doorbuiging [mm]
TF450BG-21 onversterkt volledig versterkt
0
50
100
150
200
0 2 4 6 8 10 12 14
last [kN]
verandering naadwijdte [mm]
TF450BG-21
naadwijdte v oor
naadwijdte achter
0
50
100
150
200
0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 last [kN]
opening aansluitvlak [mm]
TF450BG-21
links 2
links 1
rechts 1
rechts 2
Bij de diverse proeven bleek dat het last-doorbuigingsverloop bij
benadering dat van een 'volledige versterking' volgt tot het
moment dat bij één van beide breedplaten de gemeten verticale
vervorming ter plaatse van de tralieligger toeneemt. Dit duidt op
het openen van het aansluitvlak en een begin van uittrekken of
vloeien van de tralieligger. Het verschil in stijfheid met de proeven
uit 2017 kan worden verklaard met enerzijds een betere aanhech
-
ting en anderzijds een hogere druksterkte van de druklaag.
Bewuste onthechting proefstukken
Na de bevindingen, zoals die voorgaand zijn gepresenteerd, is
besloten om in nieuwe proefstukken het deel tussen de naad en
de tralieligger bewust te onthechten. Daartoe is over dat
gedeelte een dubbele laag folie (plastic zak voor PMD-afval)
op de breedplaat aangebracht voor het aanbrengen van de
druklaag (foto 12). Ondanks de aangebrachte folie bleek ook
nu eerst nog een enigszins hogere kracht opgenomen te kunnen
worden, alvorens het breedplaatdeel voor de tralieligger
loskwam en bij de tralieligger de verticale vervorming toenam
(begin van uittrekken). Zoals in figuur 13 is te zien, bleek bij
het geleidelijk uittrekken van de tralieligger uit de breedplaat
de opening bij de naad en in het aansluitvlak verder toe te
nemen (resp. fig. 13b en 13c), terwijl de opneembare last bij
tevens toenemende doorbuiging min of meer constant bleef (fig. 13a). Dit gedrag komt overeen met wat in 2017 is waarge-
nomen, waarbij het niveau van de last in het plastische gebied
ook bij benadering gelijk is.
Bij alle navolgend besproken proeven is in het gebied voor de
tralieligger op de breedplaat een folie toegepast. Op deze
manier ontstaat een worstcasescenario, namelijk van een al bij
de naad gedeeltelijk onthechte vloer, vergelijkbaar met wat op
verschillende projecten is aangetroffen.
12
Folie aangebracht op breedplaat
in gedeelte voor de tralieligger
((a) type A en (b) type B) bij
450 mm hoog proefstuk voor het
aanbrengen van de druklaag 13
Resultaten voor onversterkt
450 mm proefstuk met folie voor
de tralieligger: (a) last-doorbuiging,
(b) toename wijdte van de naad,
(c) opening aansluitvlak
13a
13b
13c
12a
12b
thema
Versterking breedplaatvloeren onderzocht
1 2019
63
0
50
100
150
200
250
300
350
0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20
last [kN]
volledig versterkt TF450BG-21 Onversterkt A TF450AG-24 Versterkt B TF450AG-23 Versterkt C TF450BG-20 Versterkt D TF450AG-29 V ersterkt E
doorbuiging [mm]
Versterkingen bij 450 mm hoge proefstukken
Met een serie proefstukken, waarbij zoals gezegd in het deel
voor de tralieligger een folie tussen de breedplaat en de druk-
laag is toegepast, zijn versterkingen met korte ankers onder -
zocht. Diverse typen ankers van Hilti zijn toegepast. Dit
betreft schroefankers HUS-14 en lijmankers HAS-M12.
Hierbij zijn voor de draadeinden bij de lijmankers kwaliteit
5.8 en 8.8 toegepast. De lengte van de gebruikte schroefankers
was 150 mm en voor de lijmankers is een inboordiepte van
220 mm toegepast.
Bij proefstukken type A, waarbij direct naast de naad bollen
aanwezig zijn, was het plaatsen van de ankers niet eenvoudig.
14 Bezweken proefstuk,
behorend bij resultaten
van figuur 13
15 Een aantal onderzochte
ankerconfiguraties voor
de proefstukken met een
hoogte van
450 mm
16 Last-door buigingsrelaties
voor 450 mm hoge
proefstukken en
ankerconfiguraties van
figuur 15
schroefanker HUS 14 x 150
lijmanker HAS-M 12 x 220 (8.8) schroefanker HUS 14 x 150
lijmanker HAS-M 12 x 220 (5.8) lijmanker HAS-M 12 x 220 (5.8) lijmanker HAS-M 12 x 220 (8.8)
proefstuk B proefstuk C proefstuk D proefstuk E
16
15
14
Versterking breedplaatvloeren onderzocht1 2019
64
0
20
40
60
80
100
120
140
160
0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50
last [kN]
doorbuiging [mm]
TF280BG19 onversterkt TF280BG18 8 M14-schroefankers TF280AG-25 4 lijmankers
0
50
100
150
200
250
300
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
opneembare last bij verschuiving [kN]
aantal ankers
450 mm proefstuk
280 mm proefstuk
verschilt en niet veel afwijkt van wat in 2017 is gevonden voor
een volledig versterkt element. De verschillen in doorbuiging
(stijfheid) lijken met name samen te hangen met de mate
waarin de naad tussen de breedplaten open kan gaan staan, c.q.
in hoeverre in het gedeelte voor de tralieligger onderlinge
verschuiving tussen de breedplaat en de druklaag optreedt aan
één of beide zijden van de naad.
Bij een bepaalde last komt bij één van de twee breedplaten het
aansluitvlak min of meer los. Dit blijkt onder andere uit een
gemeten toename van de verticale vervorming met de sensor in
de buurt van de tralieligger. Bij geen of weinig ankers valt op
dit punt de last terug naar een bepaald niveau. Waarschijnlijk is
in eerste instantie adhesie tussen de druklaag en de breedplaat
hoofdzakelijk verantwoordelijk voor de krachtsoverdracht,
waarna het na dit punt hoofdzakelijk de wrijving en de op
afschuiving en trek belaste tralieligger en ankers zijn, die voor
de krachtsoverdracht zorgen. Het blijkt dat een grote doorbui-
ging kan optreden bij nagenoeg gelijkblijvende last. Er is duide-
lijk sprake van ductiel gedrag.
Er wordt nog gewerkt aan de verdere uitwerking en analyse van
de resultaten. Op basis van een eerste grove analyse, waarbij
alleen gekeken is naar het aantal ankers en nog geen onder -
scheid is gemaakt tussen de lijmankers HAS-M12 en de schroe-
fankers HUS14, kan tot de volgende beschouwing worden
gekomen (fig. 19):
? Het bezwijkmechanisme is bij de onversterkte en met korte
ankers versterkte proefstukken gelijk. De naad gaat open en
Vanzelfsprekend kan met de toegepaste ankers niet worden
verankerd ter plaatse van bollen. Dan blijft feitelijk alleen de
baan waar de koppelwapening ligt en de baan van de tralieligger
over. Bij plaatsen van de ankers in de baan van de koppelwape-
ning is er een redelijke kans dat op de wapening wordt geboord.
Gebruik is gemaakt van hamerboren en bij vastlopen op een
wapeningsstaaf is vervolgens het anker er direct naast aange-
bracht. Het bleek over het algemeen goed te doen de ankers op
deze wijze aan te brengen. Het aantal malen dat opnieuw moest
worden geboord, was relatief beperkt. Hilti heeft al ervaring
opgedaan en daarmee een werkmethode ontwikkeld waarbij het
raken van de wapening zo veel mogelijk wordt voorkomen. Ook
is in het testlaboratorium van Hilti in Liechtenstein op proef-
stukken met bollen onderzocht of het aanbrengen van de ankers
extra delaminatie veroorzaakt. Dat is niet het geval.
Voor de 450 mm hoge proefstukken zijn de ankerconfiguraties
in figuur 15 weergegeven en de last-doorbuigingsrelaties in
figuur 16.
Versterkingen bij 280 mm hoge proefstukken
Voor de 280 mm hoge proefstukken zijn de ankerconfiguraties
in figuur 17 weergegeven en de last-doorbuigingsrelaties in
figuur 18.
Analyse van de resultaten
Bij alle voorgaand besproken proeven is gevonden dat het last-
doorbuigingsverloop in het eerste gedeelte niet veel onderling
schroefanker HUS 14 x 150 lijmanker HAS-M 12 x 220 (8.8)
19
18
17b 17a
thema
Versterking breedplaatvloeren onderzocht
1 2019
65
Flast Flast
Fafschuifvlak
816 mm 816 mm
450 mm
70
380 mm
450 mm hoge pr
oefstuk ken: F af schuifvlak = (0,816/0,342) F last = 2,4 F last
280 mm hoge pr oefstuk ken: F afschuifvlak = (0,816/0,189) F last = 4,3 F last
St el:
Z = 0,9 ? 0,380 = 0,342 m
17 Ankerconfiguratie bij 280 mm hoge proefstukken
met folie: (a) 8 HUS14-schroefankers en
(b) 4 HAS-M12 lijmankers
18 Last-doorbuigingsrelaties voor 280 mm hoge
proefstukken en ankerconfiguraties van figuur 17 19
Relatie tussen capaciteit en aantal ankers in het
gebied waar afschuiving tussen druklaag en
breedplaat optreedt
20 Relatie tussen last F
last en afschuifkracht in het
aansluitvlak F
afschuifvlak
21 Afschuifkracht-afschuifvervormingsrelaties voor
boutankers (waarschijnlijk M12) [3]
Oftewel, bij een gelijke F afschuifvlak is de bijdrage aan de opneem-
bare last bij het 450 mm hoge proefstuk 1,8 maal zo hoog als bij
het 280 mm hoge proefstuk. Dit sluit goed aan bij de bevindin-
gen, zoals weergegeven in figuur 19.
Afschuifkracht per anker
Met de waargenomen extra last per anker en de relatie tussen
de last en de afschuifkracht wordt gevonden dat bij zowel de
450 mm als de 280 mm hoge proefstukken door de ankers
gemiddeld een afschuifkracht is geleverd van circa 40 kN per
anker. Ter vergelijking zijn in figuur 21 afschuifkracht-afschuif-
vervormingsrelaties weergegeven voor M12-boutankers. Het
gedrag voor M12-lijmankers zal waarschijnlijk vergelijkbaar
zijn. De resultaten sluiten goed aan bij de afschuifkracht die
door de ankers in de experimenten is geleverd. Het ductiele
gedrag past ook bij het in de experimenten gevonden last-door -
buigingsverloop.
Slotbeschouwingen
Op basis van de bevindingen in het onderzoek naar versterkin-
gen met korte ankers is de voorlopige conclusie dat ? als wordt
beoogd dat de versterkte verbinding een ductiel gedrag
vertoont, vergelijkbaar met dat bij vloeien van de wapening ?
de toename van de capaciteit van de verbinding kan worden
berekend op basis van de afschuifcapaciteit van de ankers.
Hierbij geldt wel de voorwaarde dat de ankers voldoende
moeten zijn verankerd aan zowel de zijde van de breedplaat als
die van de druklaag en dat aandacht moet worden besteed aan
de plaats van de ankers.
Hoewel niet uitvoerig experimenteel onderzocht, mag worden
verwacht dat het plaatsen van alle ankers in het gebied tussen
de tralieligger en het einde van de koppelwapening niet tot
eenzelfde verhoging van de capaciteit zal leiden zoals nu is
gevonden (fig. 19). Anderzijds zal bij plaatsing van ankers te
dicht bij de naad randbreuk in de breedplaat kunnen optreden,
zoals ook in een van de proeven is waargenomen (fig. 21).
Omdat in de getoonde proeven gebruik is gemaakt van een
folie in het deel tussen de naad en de tralieligger, kan het
achter de koppelwapening ontstaat een verticale scheur in het
ongewapende beton van de druklaag. In het gedeelte tussen
de naad en de scheur in de druklaag schuift de druklaag over
de breedplaat. De op afschuiving en trek belaste benen van de
tralieligger en de ankers, en wrijving in het aansluitvlak
zorgen voor de krachtsoverdracht.
? Zonder ankers is de capaciteit, geleverd door de tralieligger
en met name het gebied achter de tralieligger zodanig dat een
verticale last van circa 120 kN en circa 60 kN op het proef-
stuk opgenomen kan worden door respectievelijk de 450 mm
en 280 mm hoge proefstukken.
? De last die opgenomen kan worden bij verschuiving, is bij
benadering lineair afhankelijk van het aantal ankers (fig. 19).
Bij de 450 mm hoge proefstukken is de opneembare last per
anker circa 16 kN en bij de 280 mm hoge proefstukken circa
10 kN.
Relatie tussen last en afschuifkracht in aansluitvlak
Uitgaande van een hefboomsarm z gelijk aan 0,9 maal de
hoogte van de druklaag, kan voor de relatie tussen de verticale
last op het proefstuk en een afschuifkracht in het aansluitvlak
worden berekend (fig. 20):
F
afschuifvlak = 2,4 ? F last voor de 450 mm hoge elementen;
F
afschuifvlak = 4,3 ? F last voor de 280 mm hoge elementen.
afschuifkracht V [kN]
50
40
30
20
10
0 3 6 9 12 15
verplaatsing ?
V [mm] ongescheurd beton
gescheurd beton w = 0,4 mm
21
20
Versterking breedplaatvloeren onderzocht1 2019
66
thema
Dit artikel is alleen ingegaan op de wijze waarop de capaciteit
van de verbinding met korte ankers kan worden verhoogd. In
de praktijk zal eerst moeten worden beoordeeld hoeveel de
capaciteit moet worden verhoogd. Bij de berekening van de
benodigde versterking zal naar de mening van de auteurs
gebruikgemaakt kunnen worden van het ductiele gedrag
dat met de versterking is bereikt. Bij een over de naad sterk
verlopend buigend moment, zou met een gemiddelde waarde
over een zekere lengte kunnen worden gerekend.
Tot slot wordt opgemerkt dat het waarschijnlijk mogelijk is om
? in situaties waarbij er in het gebied tussen de naad en de
tralieligger sprake is van de in de praktijk aanwezige aanhech-
ting ? met een beperkt aantal korte ankers in dat gebied de
afschuifcapaciteit zodanig te verhogen, dat een sterkte wordt
behaald die bijna gelijk is aan de sterkte die behoort bij het
vloeien van de (koppel)wapening. Hierbij is er na het bereiken
van die sterkte een terugval en treedt er geen ductiel gedrag op
of is er sprake van een ductiel gedrag op een veel lager belas-
tingniveau. Dat zou ook de basis kunnen zijn voor een strategie
voor versterking met korte ankers, maar dat is in dit onderzoek
niet onderzocht.
?
gevonden resultaat nog enigszins conservatief zijn. Alhoewel,
voor de afschuifcapaciteit (staal bezwijken) van een draadeind
M12 kan een waarde van 0,6 ? 84,3 ? 800 / 1000 = 40,5 kN
worden berekend (deuvelwerking), zodat zonder folie de
capaciteit waarschijnlijk niet veel hoger zal zijn.
In de proeven is geen significant verschil gevonden tussen
proefstukken type A (bollen tot de naad) en type B (geen
bollen voor de tralieligger) proefstukken. Hoewel niet getoond,
zijn ook proeven uitgevoerd waarbij het aansluitvlak voor de
tralieligger eerst in een buigproef is onthecht, waarna de ankers
zijn geplaatst en vervolgens opnieuw een buigproef is uitge-
voerd. Dat had geen significant effect op de resultaten, zodat
het al dan niet al onthecht zijn in de praktijk geen rol speelt bij
een dergelijke versterking.
In de uitgevoerde experimenten leverde de tralieligger samen
met waarschijnlijk hoofdzakelijk het deel van de koppelwape-
ning achter de tralieligger een bepaalde capaciteit. Om te weten
hoeveel ankers, c.q. hoeveel versterking, moeten worden aange-
bracht, is het belangrijk die capaciteit te kennen. In de onder-
zochte situaties was de geleverde afschuifcapaciteit voor de
280 mm en 450 mm hoge proefstukken ongeveer gelijk
(F
afschuifvlak ª 260 kN). In beide gevallen verschilde de situatie
niet veel. Bij de 450 mm hoge proefstukken was dat 1433 mm
2
koppelwapening, waarbij die 350 mm achter de tralieligger
doorstak. Bij de 280 mm hoge proefstukken was dat respectie-
velijk 961 mm
2 en 275 mm. De vraag is nu wat de capaciteit is
voor andere koppelwapening-tralieliggerconfiguraties.
22 Randbreuk in experiment
met drie ankers nabij de
naad (280 mm hoog
proefstuk type B)
? LITERATUUR
1 Linssen, J., Oorzaken instorting parkeergarage Eindhoven. Cement 2019/1.
2 Rapport 9663-1-0, Bezwijken parkeergarage Eindhoven Airport ? Analyse naar de
oorzaak. Rijswijk: Adviesbureau ir. J.G. Hageman, 25 september 2017.
3 Eligehausen, R., R. Mallée & Silva, J.F. (2006). Anchorage in Concrete Construction.
Ernst & Sohn Verlag.
22
Versterking breedplaatvloeren onderzocht
1 2019
Reacties